Fietsen over de grens tussen Nederland en België tijdens de coronacrisis
juli 9, 2025
In Nederland is de bevolkingsontwikkeling van kernen tussen 2011 en 2021 een duidelijk zichtbaar fenomeen geweest. De gegevens uit de bronnen tonen aan dat de verstedelijking van de bevolking zich vooral in het westen van het land voltrok, terwijl in Noord-Nederland grote delen van de kernen te maken hadden met bevolkingskrimp. In het oosten en zuiden lagen de ontwikkelingen tussen die van het westen en noorden in. De analyse van deze gegevens biedt inzicht in de trends en uitdagingen die de landelijke en regionale kernen te wachten staan.
Tussen 2011 en 2021 groeide de bevolking in de meeste kernen van West-Nederland. In 70 procent van de kernen in West-Nederland nam het aantal inwoners toe, meestal met meer dan 5 procent. In de overige 30 procent was sprake van bevolkingskrimp, meestal met minder dan 5 procent. In Noord-Nederland daarentegen hadden veel kernen te maken met bevolkingskrimp. In 67 procent van de kernen in Noord-Nederland daalde het aantal inwoners, 34 procent van de kernen met meer dan 5 procent. De bevolkingsontwikkeling in de kernen van Oost-Nederland en Zuid-Nederland ligt tussen die van West- en Noord-Nederland in. In Oost-Nederland was in 41 procent van de kernen sprake van bevolkingskrimp, in Zuid-Nederland gold dat voor 44 procent van de kernen.
De bevolkingskrimp in de kernen van Noord-Nederland kwam vooral voort uit een negatief saldo van vestiging en vertrek: er kwamen minder mensen wonen dan er vertrokken. Natuurlijke krimp, waarbij er in een kern meer mensen overlijden dan er kinderen worden geboren, kwam minder vaak voor. Grote delen van Noord-Nederland zijn weliswaar relatief vergrijsd, maar het gemiddeld kindertal per vrouw ligt er ook betrekkelijk hoog.
De bevolkingsontwikkelingen variëren sterk afhankelijk van de grootte van de kern. In de kleinere kernen tot 2 000 inwoners komt een vertrekoverschot vaker voor dan natuurlijke krimp. Bevolkingskrimp trad hier vooral op doordat er meer mensen vertrokken dan er naar de kernen toe verhuisden. Van een daling van het aantal huishoudens was vooral sprake in de kleinste kernen tot 500 inwoners (26 procent). In de kernen met meer dan 5 000 inwoners daalde het aantal inwoners in 16 procent van de gevallen, maar de verschillen tussen de allerkleinste kernen en de kernen met 2 000 tot 5 000 inwoners waren klein.
In Zuid-Nederland (de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg) groeide 56 procent van de bevolkingskernen en kreeg 44 procent te maken met krimp. Ook in Zuid-Nederland groeiden vooral de grootste kernen, die met minimaal 5 000 inwoners. In 80 procent van deze grotere kernen nam het aantal inwoners toe. In de kernen met minder dan 5 000 inwoners daalde het aantal inwoners in 49 procent van de gevallen, maar de verschillen tussen de allerkleinste kernen en de kernen met 2 000 tot 5 000 inwoners waren klein. Ook in Zuid-Nederland vond dus verdere verstedelijking van de bevolking plaats.
De bevolkingskrimp in de kleinste kernen (tot 500 inwoners) van Zuid-Nederland kwam zowel door natuurlijke krimp als door een vertrekoverschot. In de kernen tussen 500 en 2 000 inwoners kwam een vertrekoverschot vaker voor dan natuurlijke krimp. In de grootste kernen van 5 000 inwoners of meer speelde vooral natuurlijke krimp, terwijl de meeste van deze kernen een vestigingsoverschot hadden: er kwamen meer nieuwkomers dan er mensen vertrokken. In geen van de kernen met minimaat 5 000 inwoners was sprake van een daling van het aantal huishoudens. Dit speelde vooral in de kleinste kernen tot 500 inwoners (21 procent).
In West-Nederland was het algemene patroon dat van een verdere verstedelijking. De bevolking groeide het sterkst in het meest verstedelijkte westen van Nederland, terwijil in meer dan twee derde van de kernen in Noord-Nederland het aantal inwoners daalde. Bovendien zette ook binnen regio’s de verstedelijking door. In veel van de grotere, stedelijke kernen nam het aantal inwoners verder toe, terwijl tegelijkertijd de meeste kleinere kernen te maken hadden met bevolkingskrimp. In veel regio’s bestonden groei en krimp naast elkaar.
Er zijn diverse kernen in Nederland geweest die aandacht hebben gekregen vanwege hun bevolkingsontwikkelingen. Bijvoorbeeld, in de provincie Zeeland waren er kernen zoals Zonnemaire, Zoutelande, Zuiddorpe, Zuidzande en Zundert. In deze kernen was sprake van zowel groei als krimp. In Noord-Brabant was er sprake van groei in kernen zoals Zundert. In Overijssel en de regio Twenterand was sprake van bevolkingsontwikkelingen die variëren afhankelijk van de grootte van de kern.
In de regio Meierijstad, waar dertien kerkdorpen samenkomen, was sprake van verschillende ontwikkelingen. In deze gemeente werden kernen zoals Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel samengevoegd. Ook in andere delen van Nederland, zoals Vriezenveen, Vroomshoop, Westerhaar-Vriezenveensewijk en andere kernen in Twenterand, was sprake van verschillende bevolkingsontwikkelingen.
In de regio’s van Nederland is het verschil tussen groei en krimp in de kernen duidelijk zichtbaar. In West-Nederland was er een duidelijke toename van de bevolking in de meeste kernen, terwijl in Noord-Nederland de meeste kernen te maken hadden met bevolkingskrimp. In Oost-Nederland en Zuid-Nederland lag de ontwikkeling tussen die van West- en Noord-Nederland in. In de kernen van Noord-Nederland kwam de bevolkingskrimp vaak voort uit een negatief saldo van vestiging en vertrek: er kwamen minder mensen wonen dan er vertrokken. Natuurlijke krimp kwam minder vaak voor.
De bevolkingsontwikkelingen in Nederlandse kernen tussen 2011 en 2021 laten zien dat het land zich verder verstedelijkt. De groei van de bevolking in de meeste kernen van West-Nederland is duidelijk zichtbaar, terwijl in Noord-Nederland grote delen van de kernen te maken hadden met bevolkingskrimp. In Oost- en Zuid-Nederland lag de ontwikkeling tussen die van West- en Noord-Nederland in. De analyse van de gegevens toont aan dat de verstedelijking van de bevolking vooral in het westen van het land plaatsvindt, terwijl in het noorden het verschil tussen groei en krimp duidelijk zichtbaar is. De bevolkingsontwikkelingen zijn dus een belangrijk aspect voor de toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse kernen.