Besmettingen in steden en landelijke verspreiding in Nederland

In de loop van de corona-epidemie is de verspreiding van besmettingen in Nederland sterk gevarieerd. In de eerste golf, begin 2020, begon de epidemie in Zuidoost-Nederland en verspreidde zich daarna langzaam naar de rest van het land. Tijdens de tweede golf is de verspreiding veel gelijkmatiger geweest. De data uit meerdere bronnen tonen aan dat de concentratie van besmettingen vooral in de grote steden en regio’s met een hoge bevolkingsdichtheid is gebeurd. Dit artikel bespreekt de verspreiding van besmettingen in Nederland, met name in steden, en onderzoekt de factoren die bijdrragen aan de verschillen in besmettingscijfers tussen regio’s.

Verspreiding van besmettingen in Nederland

De eerste coronabesmetting in Nederland werd op 27 februari 2020 vastgesteld. Deze vond plaats bij een vrouw in Diemen. In de weken daarop begon de verspreiding van het virus in Nederland. In de eerste weken van maart begon het virus zich te verspreiden in Zuidoost-Nederland, waar het vooral in stedelijke gebieden zoals de drie grote steden, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, veel slachtoffers maakte. De data tonen aan dat het risico om aan COVID-19 te overlijden in de regio’s met een hoge concentratie van inwoners met niet-westerse migratieachtergrond aanzienlijk hoger was dan bij inwoners met een Nederlandse achtergrond. In de regio Zuidoost, waar de epidemie begon, zijn de verschillen in sterfte naar migratieachtergrond echter niet zichtbaar.

De data tonen ook aan dat de verspreiding van besmettingen in de tweede golf van de epidemie veel gelijkmatiger was. In de eerste golf was het virus vooral in Zuidoost-Nederland actief, terwijl de tweede golf zich over het hele land verspreidde. Er zijn meer voorzieningen geweest om besmettingen te detecteren, en er waren betere behandelmethoden beschikbaar. Tegelijkertijd lijkt de acceptatie van social distancing maatregelen tijdens de tweede golf lager geweest te zijn. Dit kan zijn bijgedragen aan de toename van besmettingen in de tweede golf.

Regionale verschillen in besmettingen

De data tonen aan dat er regionale verschillen zijn in het aantal meldingen van besmettingen. In bepaalde steden, zoals Zuid-Holland, Noord-Holland en Zeeland, is het aantal meldingen toegenomen. Deze toename is zichtbaar in het aantal afgenomen testen per 100.000 inwoners en het percentage positieve testen per regio. In bepaalde regio’s zijn de cijfers stijgend, terwijl andere regio’s een daling zien.

De data tonen ook aan dat het aantal besmettingen in de regio’s met een hoge concentratie van inwoners met een migratieachtergrond hoger is geweest dan in andere regio’s. De data laten zien dat het risico om aan COVID-19 te overlijden bij inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond in stedelijke gebieden hoger was dan bij inwoners met een Nederlandse achtergrond. In de drie grote steden overleden gedurende de onderzoeksperiode 4 004 personen met een migratieachtergrond, waarvan 20 procent met COVID-19 als doodsoorzaak. In de drie grote steden was het risico om aan COVID-19 te overlijden ongeveer anderhalf keer zo hoog voor inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond als voor degenen met een Nederlandse achtergrond.

Verspreiding van besmettingen in de thuissituatie

De data tonen aan dat de meeste besmettingen in de thuissituatie plaatsvinden. De laatste weken is er een toename van besmettingen die het gevolg zijn van contact met overige familie, vrienden, feestjes, op het werk of het café. De data tonen aan dat het aantal lokale clusters met meer dan twee aan elkaar gerelateerde besmettingen is toegenomen. Er zijn op dit moment 96 actieve COVID-19 clusters in Nederland. De gemiddelde grootte van deze clusters is 5,4 personen. Dit suggereert dat de verspreiding van het virus vooral plaatsvindt binnen de eigen familie en sociale cirkels.

De data tonen ook aan dat het percentage besmettingen in de thuissituatie hoger is dan in andere omstandigheden. Bijvoorbeeld, in de week van 13 tot en met 19 juli steeg het percentage mensen met een positieve test van 0,6% naar 1,0%. In de regio’s met een hoge concentratie van inwoners met een migratieachtergrond is het risico op besmetting hoger dan in andere regio’s.

Invloed van sociale contacten op besmettingscijfers

De data tonen aan dat het aantal sociale contacten een grote invloed heeft op de verspreiding van besmettingen. In de periode van 22 juni tot en met 19 juli zijn in totaal 2.354 mensen met een COVID-19 besmetting gemeld bij de GGD’en. Tijdens het bron- en contactonderzoek zijn 7.234 nauwe contacten van de met COVID-19 besmette personen opgespoord. Dat zijn gemiddeld 3 nauwe contacten per COVID-19 patiënt. Dit suggereert dat het aantal sociale contacten een belangrijke factor is in de verspreiding van het virus.

De data tonen ook aan dat het deel van de contacten dat besmet was verschilde tussen huisgenoten en overige nauwe contacten. Bij 12% van de huisgenoten bleek dat zij besmet waren met het coronavirus. Van de overige nauwe contacten was 3% besmet. Dit suggereert dat het risico op besmetting hoger is binnen de eigen familie dan bij andere sociale contacten.

Samenvatting

De data tonen aan dat de verspreiding van besmettingen in Nederland sterk gevarieerd is tussen regio’s. In de eerste golf begon de epidemie in Zuidoost-Nederland, terwijl de tweede golf zich over het hele land verspreidde. Regionale verschillen zijn zichtbaar in het aantal meldingen van besmettingen, met name in de grote steden. De data tonen ook aan dat het risico op besmetting en overlijden hoger is bij inwoners met een migratieachtergrond, met name in stedelijke gebieden. De verspreiding van besmettingen vindt vooral plaats in de thuissituatie, en het aantal sociale contacten speelt een grote rol in de verspreiding van het virus.

Bronnen

  1. RIVM
  2. GGD GHOR
  3. Rijksoverheid
  4. CBS
  5. Nederlandse overheid
  6. Coronavirus tijdlijn
  7. RIVM: Aantal besmettingen
  8. CBS: Sociaal-demografische verschillen

Related Posts