BSN Nederland: Een betrouwbare partner in de fietsindustrie
juli 8, 2025
In Nederland zijn de aantallen kinderen met een diagnose sterk toegenomen in de afgelopen jaren. Dit is te zien aan de cijfers uit verschillende onderzoeken en studies, waaronder het NEMESIS-3-onderzoek, het revalidatie-brancherapport, en diverse andere bronnen. Deze cijfers geven een overzicht van de prevalentie van verschillende aandoeningen bij kinderen, waaronder ADHD, autisme, en andere psychische stoornissen. De gegevens tonen ook aan dat er sprake is van een zogeheten diagnose-inflatie, waarbij de hoeveelheid gestelde diagnoses sneller toeneemt dan het aantal kinderen in de bevolking. Dit vraagt om aandacht voor de betrouwbaarheid van diagnostiek en de impact van labels op het welzijn van kinderen.
Uit het NEMESIS-3-onderzoek blijkt dat 27,9% van alle thuiswonende kinderen tot en met 17 jaar in Nederland een KOPP/KOV (kinderen van ouders met psychische problemen of verslaving) is. Dit betekent dat 900.000 kinderen onder de 17 jaar in Nederland onderworpen zijn aan de invloed van psychische aandoeningen van ouders. Bijna 50% van deze kinderen heeft een ouder met twee of meer psychische aandoeningen, wat aantoont dat de invloed van psychische gezondheidsproblemen op de jeugd van grote omvang is. Bovendien hebben 13% van deze kinderen een ouder met een alcohol- of drugstoornis, en 7% een ouder met een dubbele diagnose, wat het complexe karakter van de situatie benadruit.
Bij autisme zijn de cijfers lastiger te bepalen. Volgens de bronnen is er geen actuele prevalentiestudie in Nederland, maar uit internationaal onderzoek blijkt dat de gemiddelde prevalentie van autisme bij kinderen en jongeren 1% is. In sommige gevallen wordt dit cijfer zelfs verhoogd door het gebruik van de DSM-IV, wat kan leiden tot overdiagnostiek. De vraag blijft of de cijfers in Nederland hoger liggen dan in internationaal onderzoek, en of dit komt door betere toegang tot zorg of een te snel gegeven label.
Wat ADHD betreft is de situatie ook complex. Er zijn geen recente Nederlandse onderzoeken of registraties die betrouwbare gegevens leveren over het aantal kinderen met ADHD. De internationale prevalentie ligt rond de 5,3%, wat aantoont dat ADHD een veelvoorkomende stoornis is. In Nederland zijn er echter veel verschillen in het gebruik van diagnosecriteria, wat kan leiden tot over- of onderdiagnostiek. Ook de explosieve toename van medicatiegebruik bij kinderen met ADHD is opvallend. In 2007 waren er 65.000 kinderen met ADHD die medicatie gebruikten, terwijl dit aantal in 2015 al was gestegen naar 140.000.
De diagnose-inflatie is dus een reëel fenomeen, waarbij het gebruik van de DSM-IV en de ICD-10 leidt tot een toename van de aantallen gestelde diagnoses. Dit leidt tot kritiek, omdat de DSM-IV een groter aantal diagnoses oplevert dan de ICD-10, wat niet wetenschappelijk is. Ook het feit dat er te snel labels worden geplaatst, leidt tot onzekerheid over de betrouwbaarheid van de diagnose.
Een ander belangrijk punt is het effect van diagnostische labels op het welzijn van kinderen. Volgens onderzoek van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht is de invloed van labels op kinderen nog niet volledig duidelijk. Het doel van het onderzoek is om te bepalen of het plaatsen van een label leidt tot betere hulpverlening, maar ook welke nadelen dit kan hebben. De discussie over het gebruik van labels is daarom van groot belang, want het kan zowel voordelen als nadelen hebben voor kinderen.
De studie wijst erop dat kinderen met een label vaak extra hulp nodig hebben, maar ook dat het label zelf kan bijdragen aan het wensen van verwachtingen in de maatschappij. Dit kan leiden tot een zogeheten ‘label-effect’, waarbij kinderen zich beïnvloed voelen door hun diagnose. Daarnaast kan het label ook leiden tot een onderscheid tussen kinderen die een diagnose hebben en die niet, wat kan leiden tot discriminatie of ongelijke behandeling.
De cijfers tonen duidelijk aan dat de aantallen kinderen met een diagnose in Nederland sterk is toegenomen. Dit geldt zowel voor psychische stoornissen als voor ontwikkelingsstoornissen. De diagnose-inflatie en het gebruik van labels vragen om aandacht, omdat het kan leiden tot over- of onderdiagnostiek en een onzekerheid over de betrouwbaarheid van de diagnose. Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat het plaatsen van een label niet alleen invloed heeft op de hulpverlening, maar ook op het welzijn van het kind. Het is daarom van belang om zorgvuldig te omgaan met het stellen van een diagnose en de impact van labels goed te beoordelen.