Elx in Spanje: een stad vol geschiedenis, palmbomen en cultuur
augustus 23, 2025
De tram is een historisch en cultureel belangrijk vervoermiddel in Nederland, met een rijke geschiedenis die zich loopt vanaf de 19e eeuw. In tegenstelling tot andere landen, waar de tram vaak een essentieel onderdeel van het stadsverkeer is, is de aanwezigheid van trams in Nederland beperkt tot een aantal steden en museumprojecten. Deze artikelen geven een overzicht van welke steden in Nederland momenteel of historicus geraamd zijn met trams, met een nadruk op de huidige tramnetwerken, gesloten netwerken en historische context.
In Nederland zijn er vier grote steden waar trams momenteel actief dienst doen: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Deze steden vormen het hart van het huidige tramnetwerk in het land. Buiten deze steden zijn er ook een aantal museumlijnen en gesloten tramnetwerken die historisch of recreatief van aard zijn. De tramgeschiedenis in Nederland dateert teruggaat tot 1864, toen de eerste tram in Den Haag in gebruik werd genomen door de Dutch Tramway Company (DTC). Deze tram was een paardentram, maar de technologie ontwikkelde zich snel naar stoom- en elektrische trams. In de loop van de 20e eeuw werden trams echter vaak vervangen door bussen en auto’s, wat leidde tot het verdwijnen van veel tramnetwerken, vooral op het platteland.
Toch is er op dit moment sprake van een zekere comeback van de tram, vooral in de vorm van lichtspoorwegen (lightrail), die als een hybride vervoersvorm tussen tram en trein werken. Deze ontwikkeling is vooral zichtbaar in steden die groeien en waar de druk op het wegverkeer toeneemt.
De vier grote steden in Nederland – Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht – beschikken elk over een actief tramnetwerk. Deze netwerken zijn verankerd in de geschiedenis en vormen een essentieel onderdeil van het openbaar vervoer in de steden.
In Amsterdam dateert het tramnetwerk terug tot 1875, wanneer de eerste tram in gebruik werd genomen. Het huidige netwerk is goed ontwikkeld en bestrijkt verschillende delen van de stad. Buiten de stadsgrens ligt de tram ook in het noordoosten van Amsterdam, waar het een verbinding maakt met Uithoorn. De tram is een populaire keuze voor in- en uitgaande verkeer, met regelmatige dienstregelingen en verbindingen met andere vervoersmiddelen.
Het tramnetwerk in Rotterdam werd in 1879 in gebruik genomen. Het is een belangrijk onderdeil van het openbaar vervoer in de stad. De tram verloopt door verschillende wijkcentra en maakt verbindingen met de metro en bussen. Het systeem is geoptimaliseerd voor efficiënt stadsverkeer en wordt goed gebruikt door inwoners en bezoekers.
Den Haag is de oudste stad in Nederland met een tramnetwerk. De eerste tram reed hier in 1864, gemaakt door de DTC. Het huidige netwerk in Den Haag maakt verbindingen naar Delft, Leidschendam en Zoetermeer via het RandstadRail-systeem. Dit systeem is een geïntegreerde aanpak van het openbaar vervoer in de Randstad, waarbij trams, treinen en bussen samenwerken om het reizen zo efficiënt mogelijk te maken.
Het tramnetwerk in Utrecht is relatief jong vergeleken met andere steden. Het werd in 1983 ingevoerd, maar de stad had al in de periode 1879–1949 een stadstrambedrijf. Het huidige netwerk bestaat uit twee belangrijke lijnen: de sneltram Utrecht–Nieuwegein–IJsselstein en de Uithoflijn, die het centrum verbindt met de Uithofcampus. De Uithoflijn is een voorbeeld van moderne tramtechnologie in de stadsomgeving.
Naast deze vier grote steden zijn er ook een aantal museumlijnen waar trams rijden. Deze lijnen zijn niet bedoeld voor het reguliere stadsverkeer, maar voor recreatie en historische toegang tot tramvoertuigen.
Het Openluchtmuseum Arnhem is een van de bekendste museumlijnen in Nederland. Hier rijdt een tram sinds 1996 door het museum. Deze lijn is een populaire aantrekkingskracht voor toeristen en historisch geïnteresseerden. Het museum bevat ook een verzameling van historische voertuigen, waaronder trams.
In Amsterdam rijdt sinds 20 september 1975 een elektrische museumtramlijn over een voormalige spoorlijn die verbindt Amsterdam Haarlemmermeer met Bovenkerk. Deze lijn is een project van de Tramwegstichting, die historische tramroutes en voertuigen behoudt en toegankelijk maakt voor het publiek.
De RTM heeft een museumlijn bij Ouddorp en in Hellevoetsluis. Deze lijn is een restant van het oude tramnetwerk van de RTM, dat vroeger verantwoordelijk was voor het stads- en streekverkeer op de Zuid-Hollandse Eilanden. De tramrijdt hier op een speciaal aangelegde museumlijn en is een unieke attractie voor bezoekers.
Naast de huidige tramnetwerken en museumlijnen zijn er ook een aantal gesloten tramnetwerken in Nederland. Deze netwerken bestonden vroeger, maar zijn opgeheven of vervangen door andere vervoersvormen.
In Arnhem bestond een tramnetwerk vanaf 1880 tot 1944. Dit netwerk werd opgeheven door de Slag om Arnhem aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog werd het tramnetwerk vervangen door een trolleybusnetwerk. Trolleybussen zijn elektrisch aangedreven bussen die via bovenleidingen worden gevoed. Het trolleybusnetwerk in Arnhem is momenteel nog actief en vormt een belangrijk onderdeil van het openbaar vervoer in de stad.
Naast Arnhem bestonden er ook tramnetwerken in andere steden zoals Groningen, Enschede, Nijmegen, Heerlen, Kerkrade, Sittard, Vlissingen, Maastricht, Leiden, Haarlem en Amersfoort. Deze tramnetwerken waren vooral actief in de eerste helft van de 20e eeuw. In de jaren rond de Tweede Wereldoorlog werden deze netwerken echter vaak opgeheven of vervangen door bussen en auto’s. De reden hiervoor was vooral de flexibiliteit die bussen bood, gezien ze niet gebonden zijn aan een vaste route zoals trams.
In de jaren dertig en veertig waren er ook grensoverschrijdende tramlijnen die verkeer boden tussen Nederland en buurlanden. In het oosten van Zuid-Limburg was de tram een belangrijk vervoermiddel voor de mijnwerkers, die vaak tussen Nederland en België verkeerden. Ook in het duingebied bij Castricum was er een tramlijn die verbinding maakte tussen station Castricum en een provinciaal krankzinnigengesticht bij Bakkum.
De tram is in Nederland ontstaan uit een combinatie van vervoersmiddelen: de paardentram, de stoomtram en uiteindelijk de elektrische tram. De paardentram was de eerste vorm van tramverkeer in Nederland en werd al snel vervangen door de stoomtram. Deze trams gebruikten stoommachines om voortbeweging te geven, maar werden ook weer vervangen door elektrische trams. De elektrische tram was een grote vooruitgang en werd in de jaren dertig en veertig een veelgebruikt vervoermiddel in zowel steden als op het platteland.
Een belangrijke historische figuur in de ontwikkeling van de tram in Nederland is de Dutch Tramway Company (DTC), die in 1864 de eerste tram in Den Haag in gebruik nam. Deze tram was een paardentram en werd later vervangen door elektrische trams. De DTC was opgericht door de bankiersfamilie Goldsmid en notaris J. de Bas. De opening van de tramlijn in Den Haag was een grote gebeurtenis, waarbij verschillende hooggeplaatsten aanwezig waren.
In de jaren rond de Tweede Wereldoorlog begon de tram te verdwijnen als vervoermiddel. De reden hiervoor was vooral de komst van bussen en auto’s, die flexibeler waren en geen vaste route nodig hadden. In veel steden werden de tramnetwerken opgeheven of vervangen door trolleybussen of gewone bussen. Een voorbeeld hiervan is Arnhem, waar het tramnetwerk na de oorlog werd vervangen door een trolleybusnetwerk.
In de laatste decennia is er sprake van een zekere comeback van de tram. Deze comeback is vooral te zien in de vorm van lichtspoorwegen (lightrail), die een hybride vervoersvorm vormen tussen tram en trein. Deze lightrails zijn ontworpen om het stadsverkeer te verbeteren en druk op de wegen te verminderen.
Een voorbeeld van een lightrailproject is de lijn Maastricht–Hasselt, die in 2024 in gebruik moet worden genomen. Deze grensoverschrijdende lijn is een belangrijke stap in de ontwikkeling van het openbaar vervoer in de regio.
De toekomst van de tram in Nederland lijkt positief, vooral met de komst van lightrails en andere moderne tramtechnologieën. Deze ontwikkelingen maken de tram weer interessant als vervoermiddel, vooral in steden die groeien en waar het wegverkeer toeneemt.
Een belangrijk aspect van de toekomst van de tram is de duurzaamheid. Trams zijn elektrisch aangedreven en produceren dus geen uitstoot van CO2. Dit maakt ze een aantrekkelijke optie voor steden die hun ecologische voetafdruk willen verminderen.
Buiten de steden zijn er ook plannen om nieuwe tramnetwerken aan te leggen. Deze plannen zijn vaak gericht op het verbeteren van het openbaar vervoer en het verminderen van de druk op de wegen. Een voorbeeld is de lijn Utrecht–Centraal Station–Uithof, die vanaf 2018 in gebruik is genomen. Deze lijn is een voorbeeld van hoe moderne tramtechnologie kan worden ingezet om het stadsverkeer te verbeteren.
In Nederland rijden momenteel trams in vier grote steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Deze steden vormen het hart van het huidige tramnetwerk in het land. Buiten deze steden zijn er ook een aantal museumlijnen en gesloten tramnetwerken, die historisch of recreatief van aard zijn. De tramgeschiedenis in Nederland dateert teruggaat tot 1864, toen de eerste tram in Den Haag in gebruik werd genomen door de Dutch Tramway Company (DTC).
Hoewel trams in de 20e eeuw vaak werden vervangen door bussen en auto’s, is er op dit moment sprake van een zekere comeback van de tram, vooral in de vorm van lichtspoorwegen (lightrail). Deze lightrails zijn ontworpen om het stadsverkeer te verbeteren en druk op de wegen te verminderen. De toekomst van de tram in Nederland lijkt positief, vooral met de komst van moderne tramtechnologieën en het groeiende belang van duurzaam vervoer.