Vertalingen van ‘à restaurer’ en ‘remettre en route’ naar het Nederlands: betekenis en toepassing
juli 24, 2025
De prestaties van Nederlandse leerlingen in internationale vergelijkingsonderzoeken zoals PISA (Programme for International Student Assessment) zijn al jaren een belangrijk onderwerp in de onderwijsdiscussie. Nederland is historicus gezien een land dat goed scoorde op leesvaardigheid, maar recente resultaten tonen een duidelijke achteruitgang. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige positie van Nederland in de PISA-ranglijst, met een focus op leesvaardigheid en wiskunde. Aan de hand van de meest recente gegevens uit verschillende PISA-onderzoeken wordt geanalyseerd hoe de prestaties van Nederlandse 15-jarigen zich verhouden tot die van leerlingen in andere landen, met name binnen de EU14 (een selectie van Europese landen). Daarnaast worden mogelijke verklaringen voor de daling besproken, evenals de implicaties voor het Nederlandse onderwijssysteem.
Nederland is sinds 2000 lid van PISA en meedeed regelmatig in de drie jaar cyclus. Tot 2018 was de positie van Nederland relatief sterk, met een score die vrijwel gelijk stond aan het OESO-gemiddelde. Echter, sinds 2018 is er een duidelijke negatieve trend waar te nemen. In PISA 2022 scoorde Nederland op leesvaardigheid 485 punten. Dit is 18 punten lager dan in 2015 en ligt nu onder het gemiddelde van de 37 OESO-landen die meedoen aan het onderzoek. Nederland behoort daarmee tot de landen die het hardst achteruit zijn gegaan.
Nederland staat op de 34e positie van de 81 deelnemende landen, een daling ten opzichte van de 26e positie in 2015. Het aantal landen dat significant beter scoorde dan Nederland is gestegen van 23 naar 33. Binnen Europa is Nederland nu verder onder het gemiddelde geraakt dan ooit tevoren. Landen zoals Italië, Zwitserland, Portugal en Spanje scoren nu beter dan Nederland. Dit is in directe tegenstelling met eerdere jaren, waarin Nederland vaak beter scoorde dan deze landen.
De leesvaardigheid van Nederlandse 15-jarigen is een van de meest zorgwekkende aspecten van de recente PISA-resultaten. De scores op leesvaardigheid zijn sinds 2018 significanter gedaald dan in andere OESO-landen. De daling is ook sterker dan in de EU14-landen, die een vergelijkbare economische context hebben. In 2022 scoorden Nederlandse leerlingen 485 punten op leesvaardigheid, wat onder het internationale gemiddelde van 476 ligt. De EU14-landen scoorden gemiddeld iets hoger dan Nederland, ondanks ook zij scoren lager dan in vorige jaren.
De daling op leesvaardigheid is niet gelijk verdeeld. Beide geslachten hebben achteruitgangen gemaakt, maar meisjes scoren nog steeds hoger dan jongens. De grootste achteruitgang werd waargenomen bij de zwakste lezers, wat wijst op toenemende ongelijkheid in het onderwijssysteem. De kritiek op PISA is ook opnieuw geherbekeken, aangezien de representativiteit van de onderzoeken in 2018 en 2022 ter discussie is gesteld. De toename van de nadruk op bepaalde leesprocessen in de toetsing kan de uitslagen hebben beïnvloed, en dus is de echte daling mogelijk iets minder dan de getallen suggereren.
Ook op het gebied van wiskunde is de prestatie van Nederlandse leerlingen gedaald. In PISA 2022 scoorde Nederland iets beter dan het OESO-gemiddelde, maar de daling ten opzichte van 2018 was aanzienlijk. In het wiskundige domein zijn Nederlandse leerlingen goed in het toepassen van kennis, maar minder sterk in het redeneren. Meisjes hebben hierbij de sterkste achteruitgang gemaakt, en voor het eerst sinds 2012 scoren jongens beter dan meisjes. Dit is een belangrijke verandering in een trend die eerder gunstig was voor meisjes.
De wiskundeprestaties zijn sinds 2006 nog niet eerder zo sterk gedaald. De coronapandemie en de scholensluitingen hebben hier mogelijk een rol gespeeld. De toetsing in 2022 was de eerste keer sinds de start van PISA dat zoveel landen zo sterk achteruitgingen. Nederland scoort nog steeds beter dan de EU14-landen, maar de kloof met landen als Finland, Zweden en Duitsland is groter geworden.
Hoewel de prestaties van jongeren in PISA zorgen baren, is de positie van Nederlandse jonge volwassenen in PIAAC (Programme for the International Assessment of Adult Competencies) vrij sterk. Nederlandse jonge volwassenen staan in de top vijf van landen met hoge scores op taal- en rekenvaardigheid. Ze behoren tot de landen met het laagste percentage volwassenen dat op het laagste niveau presteert en het hoogste percentage dat op het hoogste niveau presteert. Dit suggereert dat het onderwijssysteem, hoewel het recente resultaten minder gunstig zijn, in staat is om jongeren goed voor te bereiden op het leven na school.
Toch zijn er ook hier zorgen. Ongeveer 15,9% van de jonge volwassenen heeft een laag niveau van taalvaardigheden, en 15,5% heeft een laag niveau van rekenvaardigheden. De overlap tussen deze groepen is groot, met acht op de tien jonge volwassenen die tegelijk lage scores behalen op zowel taal- als rekenvaardigheid. Hoewel dit percentages lager zijn dan het OESO-gemiddelde, wijzen ze op een groep van jonge volwassenen die extra aandacht nodig heeft.
De oorzaak van de daling in leesvaardigheid en wiskunde is nog niet volledig duidelijk. Een mogelijke factor is de invloed van de coronapandemie, die leidde tot scholensluitingen en een toename van thuisonderwijs. Deze maatregelen hebben de onderwijskwaliteit voor sommige leerlingen negatief beïnvloed, met name voor leerlingen uit minder gunstige sociale omgevingen. Daarnaast is er ook kritiek op de representativiteit van de PISA-onderzoeken. In 2018 was de deelname van scholen in Nederland lager dan gewenst, wat de uitslagen mogelijk heeft beïnvloed.
Een andere verklaring ligt in de toetssystemen en de toetsing zelf. De nadruk op bepaalde leerprocessen en het feit dat de toetsing in de loop der jaren is gewijzigd, kunnen leiden tot variaties in de scores. Het is dus mogelijk dat de daling iets minder is dan de cijfers suggereren. Echter, ongeacht deze factoren, is de trend duidelijk: de prestaties van Nederlandse leerlingen dalen.
De PISA-resultaten hebben implicaties voor het Nederlandse onderwijssysteem. De daling in leesvaardigheid en wiskunde wijst op een noodzaak voor verbetering, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs. De toegenomen ongelijkheid in het onderwijssysteem duidt op een tekort aan ondersteuning voor zwakkere leerlingen. Daarnaast is er een vraag naar een beter afgestemde toetsing en een onderwijsprogramma dat beter aansluit bij de behoeften van jongeren in een digitale en globaliseerde wereld.
De kritiek op PISA is ook een aandachtspunt. Hoewel PISA een waardevolle bron is voor het monitoren van onderwijskwaliteit, zijn de uitkomsten beïnvloed door veranderingen in de toetsing en de representativiteit van de deelnemers. Dit benadrukt de noodzaak voor een kritische evaluatie van de data en voor aanvullende onderzoeken die de prestaties van jongeren op een meer gedetailleerde manier in kaart brengen.
De positie van Nederland in de PISA-ranglijst is de afgelopen jaren duidelijk gedaald, met name op het gebied van leesvaardigheid. In PISA 2022 scoorde Nederland onder het internationale gemiddelde, en verloor het plekken binnen Europa. De daling is sterker dan in andere landen en wijst op een groeiend kwaliteitsprobleem in het onderwijssysteem. Ondanks de zorgen, blijven Nederlandse jonge volwassenen sterk in taal- en rekenvaardigheden, zoals blijkt uit de PIAAC-onderzoeken. De toekomstige uitdaging is om deze kloof tussen jongeren en jonge volwassenen te verkleinen en het onderwijssysteem aan te passen aan de behoeften van jongeren in een digitale maatschappij.