Wandelen in het hart van Nederland: De Middelpunt-wandelroutes in Lunteren
juli 23, 2025
In de Nederlandse maatschappij is de discussie over de rol van de media en het verband met rechts-populisme al jarenlang onderwerp van overleg en analyse. Terwijl landen zoals Wallonië en Luxemburg bewust en vroegtijdig kiezen voor het hanteren van een mediacordon — een strategisch beleid om rechts-populistische ideeën en figuren uit het openbare debat te buitensluiten — is het in Nederland een andere aanpak geweest. In dit artikel wordt nader ingegaan op de redenen waarom Nederland tot op de dag van vandaag geen duidelijk rechts-populistisch media-landschap heeft ontwikkeld, op basis van analyses uit de Benelux-regio. Het artikel maakt gebruik van onderzoek uit academische en journalistieke bronnen en richt zich op de invloed van media, politiek en maatschappelijke waarden op het beeld van rechts-populisme in Nederland.
Een centrale factor in het Nederlandse media-landschap is de voorkeur voor het bieden van een podium aan alle meningen. Nederlandse journalisten zien zichzelf vaak als facilitators van maatschappelijk debat. In hun visie is het de taak van de media om de volledige bandbreedte van opinies binnen de samenleving te beluisteren en te versterken. Dit is vooral duidelijk geworden sinds de opkomst van Pim Fortuyn in de jaren 2000, waarbij journalisten zich bewust afvroegen of ze in het verleden te veel aandacht hadden gegeven aan traditionele politieke partijen en te weinig aan de zorgen van het 'gewone volk'. Hieruit ontstond een sterke visie: journalisten moeten de dingen "durven te benoemen voor wat ze zijn" en geen taboes meer laten ontstaan.
Aan de andere kant is dit ook leidend voor een bepaalde vorm van journalistiek die soms als 'overcompensatie' wordt omschreven. Door de sterke nadruk op het beluisteren van alle stemmen, is het in Nederland vaak minder gebruikelijk om duidelijke grenzen te trekken rondom de inhoud of het type meningen die wel of niet aan bod mogen komen. Dit in tegenstelling tot Wallonië, waar journalisten bewust proberen rechts-populistische partijen in de kiem te smoren, en waar de timing van dergelijke maatregelen — namelijk al voordat deze partijen groot worden — cruciaal is geweest voor hun succes.
Zowel media als politieke partijen fungeren als zogenaamde 'poortwachters' die bepalen wie wel of niet deel mag nemen aan het openbare debat. In Nederland heeft de media een sterke neiging om deze rol te laten vallen of juist uit te breiden. In tegenstelling tot in Wallonië of Luxemburg, waar er duidelijke afspraken zijn gemaakt over grenzen in de toegang tot media-uitzendingen of -publicaties, is het in Nederland vaak onduidelijk waar precies de grens ligt. Hierdoor is het voor rechts-populistische partijen makkelijker om aandacht te krijgen in de media, zowel door het geven van interviews, het verschijnen in praatprogramma’s, als door hun ideeën breed gedebatteerd te zien.
Een voorbeeld is de Centrumpartij van Hans Janmaat in de jaren 2000, waarin journalisten in eerste instantie wel een soort mediacordon wilden hanteren. Na de opkomst van Pim Fortuyn echter, verlegde de media haar aanpak en werd er meer aandacht besteed aan de zogenaamde ‘gewone man van de straat’. Dit leidde tot een versterking van de ruimte die rechts-populistische figuren en partijen kregen in het publieke debat. In dit kader is het in Nederland nooit echt gelukt om een duidelijk kader rondom rechts-populisme te scheppen dat ook in de praktijk wordt nageleefd.
In Wallonië en Luxemburg is het duidelijk dat het bewust en vroegtijdig hanteren van een mediacordon heeft geleid tot het beperken van de groei van rechts-populistische partijen. Hoewel deze regio’s typische kenmerken hebben die een voedingsbodem scheppen voor uiterst rechts — zoals hoge werkloosheid, migratievraagstukken en de-industrialisering — is er nooit sprake geweest van een grote rechts-populistische partij. De media in Wallonië, vooral de grotere kranten, houden het mediacordon hoog en heilig, en er is ook politieke steun voor deze aanpak.
In Nederland, Vlaanderen en ook in de Vlaamse publieke omroep (VRD) is er wel sprake van pogingen tot het hanteren van een cordon, maar deze zijn meestal niet concreet genoeg of niet consistent genoeg om echt effectief te zijn. De notitie van de VRT uit 2001, waarin sprake was van een beleid om rechts-populisme te beperken, is bijvoorbeeld nooit daadwerkelijk nageleefd. In Nederland is het ook vooral een discussie geweest die — zoals gezegd — vaak pas achteraf gevoerd wordt, wanneer een uitspraak of actie van een rechts-populistisch figuur al op de voorpagina staat.
Een ander belangrijk aspect is de strategie van uiterst rechts en hoe deze interactieert met de media. In Nederland is er een cyclische structuur ontstaan waarin uiterst rechts een uitspraak maakt, het media-aandacht krijgt, vervolgens excuses uitbrengt, en tenslotte het slachtofferscenario opzet. Daarna volgt weer een nieuwe uitspraak of actie, en het proces herhaalt zich. Deze cyclus draagt bij aan het feit dat uiterst rechts vaak meer aandacht krijgt dan dat het wilde, en tegelijkertijd sterker wordt door het media-platform dat het krijgt.
De media zien zich hierin vaak als neutralen, maar door te reageren op schandalen of uitspraken, wordt de ruimte voor rechts-populisme indirect vergroot. In Wallonië is deze dynamiek minder aanwezig, omdat de media daar niet zomaar platform bieden. Hierdoor kan rechts-populisme minder gemakkelijk deel nemen in het openbare debat, en ontstaan er minder gelegenheden voor de strategie van uiterst rechts om zich te ontwikkelen.
In Wallonië speelt ook de Parti Socialiste (PS) een rol in het dempen van rechts-populisme. In tegenstelling tot in Nederland, waar linkse partijen vaak hun ideologische wortels loslaten en meegaan met trends zoals de Derde Weg, is de PS in Wallonië consequent gebleven bij haar economische benadering van thema’s zoals migratie. Hierdoor is migratie in Wallonië niet zo sterk geëmancipeerd tot een cultureel thema, wat in Nederland vaak het geval is. De PS is dus in staat om een soort bufferfunctie te vervullen tussen de klassieke linkerideeën en het rechts-populistische debat.
In Nederland is deze bufferfunctie minder duidelijk. Partijen zoals de PvdA en Vooruit hebben in de afgelopen jaren juist de tendens opgevat om naar het midden op te schuiven, wat de ruimte voor rechts-populistische partijen groter maakt. Hierdoor ontstaat er een maatschappelijk klimaat waarin de media ook genoodzaakt worden om meer ruimte te bieden aan rechts-populistische figuren en ideeën.
Een ander aspect dat van invloed is op het Nederlandse media-landschap is de opkomst van sociale media. Hoewel sociale media het uiterst rechts niet kunnen legitimeren — dit is een rol die alleen de gevestigde media kunnen vervullen — is het wel waar dat uiterst rechts via sociale media een bredere doelgroep bereikt. In Nederland is het dus niet de media die de uiterst rechtse beweging creëert, maar wel de media die het legitiemer maken door het platform te bieden.
In Wallonië is dit proces minder aanwezig, omdat de gevestigde media er bewust voor kiezen om uiterst rechts in de kiem te smoren, en dus minder aandacht geven aan de uitspraken of bewegingen van uiterst rechts. Hierdoor is de rol van sociale media in Wallonië minder bepalend voor de groei van rechts-populistische ideeën dan in Nederland.
Nederland heeft tot op de dag van vandaag geen duidelijk rechts-populistisch media-landschap ontwikkeld, en dit is te verklaren uit een combinatie van factoren. De Nederlandse media zien zichzelf als facilitator van maatschappelijk debat en willen alle meningen horen, wat leidt tot een ruimere toegang voor rechts-populistische figuren en partijen. Aan de andere kant is het in landen zoals Wallonië en Luxemburg duidelijk dat het vroegtijdig en consequent hanteren van een mediacordon effectief kan zijn om de groei van rechts-populisme te beperken. In Nederland is dit beleid nooit consistent genoeg of vast genoeg geïmplementeerd om echt effect te hebben.
De rol van politieke partijen en de invloed van sociale media zijn ook cruciale factoren. In Wallonië blijft de PS consequent bij haar ideologische wortels, terwijl in Nederland linkse partijen juist vaak het midden opschuiven, wat de ruimte voor rechts-populisme vergroot. Bovendien draagt de cyclische strategie van uiterst rechts — waarbij het media-aandacht krijgt, excuses uitbrengt en daarna weer verder gaat — bij aan het feit dat rechts-populisme in Nederland sterker wordt dan dat het wilde.
Tot slot is het belangrijk om richtlijnen en grenzen in de media duidelijk en vast te leggen. In Nederland is dit meestal een achterafdiscussie, wat het effect van media als poortwachters verzwakt. Een vroegtijdig en concreet beleid rondom rechts-populisme zou dus kunnen bijdragen aan een duidelijker media-landschap en een sterker democratisch debat.