Verblijfsrecht voor ouder van Nederlandse minderjarige in het kader van zorg en opvoeding

Als ouder van een minderjarig kind met de Nederlandse nationaliteit, is het mogelijk om in Nederland verblijf te houden, op voorwaarde dat er sprake is van een reële zorg- en opvoedingsverhouding met het kind. Dit recht op verblijf is voortgekomen uit een uitspraak van het Europees Hof van Justitie in de zaak Chavez-Vilchez tegen Nederland (2017). Deze uitspraak heeft geleid tot een reeks beleidsaanpassingen in Nederland aangaande vreemdelingenrecht, met het oog op het rechtenkader van EU-burgers, in dit geval het Nederlandse kind.

Het verblijfsrecht voor de ouder is gericht op het waarborgen van het best mogelijke opgroeien van het kind binnen de EU. Het artikel onderzoekt de juridische en praktische voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsrecht, het beleid dat daarmee verband houdt, en de praktijkuitdagingen die kunnen ontstaan bij aanvragen voor verblijf. Verder wordt aandacht besteed aan het verblijfsrecht van halfbroers en -zussen van het Nederlandse kind, die in sommige gevallen ook verblijf in Nederland kunnen verkrijgen via afgeleide verblijfsvergunningen.

Belangstelling en doelgroep

Het onderwerp is van betekenis voor niet-Nederlandse ouders die in Nederland verblijven of naar Nederland willen reizen met of zonder hun minderjarig kind. Het artikel is gericht op ouders, advocaten, maatschappelijk werkers en medewerkers van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) die betrokken zijn bij het ondersteunen van vreemdelingen met een verblijf in Nederland in de context van zorg en opvoeding van een Nederlands kind.

Uitspraak Chavez-Vilchez en juridisch kader

De uitspraak van het Europees Hof van Justitie in de zaak Chavez-Vilchez tegen Nederland uit 2017 vormt de basis voor het huidige verblijfsrecht voor niet-Nederlandse ouders van een Nederlands kind. Volgens deze uitspraak is een ouder van een Nederlandse minderjarige rechtsgegrond tot verblijf in Nederland, mits deze ouder een reële zorg- en opvoedingsverhouding heeft met het kind.

De uitspraak benadrukt dat het kind als EU-burger het recht heeft om binnen de EU op te groeien, en dat de overheid verplicht is om de ouder, indien deze verantwoordelijk is voor zorg of opvoeding van het kind, een verblijfsrecht toe te kennen. Dit verblijfsrecht is niet automatisch, maar hangt af van de aanwezigheid van een reële zorg- en opvoedingsrelatie tussen ouder en kind.

Beleidsrichtlijnen na de uitspraak

Het beleid in Nederland is na de uitspraak aangepast, om het rechtskader van het Europees Hof te volgen. Tot 2018 was er een rechtsvermoeden dat aanvankelijk veronderstelde dat elke ouder die zorg- of opvoedingstaken verrichtte, in beginsel in aanmerking kwam voor verblijf. Vanaf 1 juli 2018 is het beleid echter aangescherpt. Nu moet de IND beoordelen of sprake is van een "zodanige afhankelijkheidsverhouding" dat het kind gedwongen zou zijn om het grondgebied van de EU te verlaten als aan de ouder een verblijfsrecht wordt geweigerd.

De huidige beleidsregels zijn opgenomen in B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire, en stellen dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8 onder e van de Vreemdelingenwet (Vw), als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. De vreemdeling moet zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk maken.
  2. Het kind moet Nederlandse nationaliteit hebben.
  3. De vreemdeling moet zorg- of opvoedingstaken verrichten ten opzichte van het kind.
  4. Er moet sprake zijn van een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat het kind geconfronteerd zou worden met het verlaten van de EU als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd.

De zorg- of opvoedingstaken kunnen variëren in intensiteit, maar moeten concreet zijn en binnen een redelijke periode voorkomen. De IND beoordeelt of deze taken daadwerkelijk worden verricht en of ze voldoende zijn om sprake te zijn van een echte zorg- en opvoedingsrelatie.

Inreis naar Nederland

Als de ouder nog niet in Nederland is, is het mogelijk om via een inreisvisum verblijf in het land te verkrijgen. Een faciliterend inreisvisum wordt meestal alleen afgegeven als de ouder samen met het kind naar Nederland reist. Als het kind al in Nederland woont, kan het lastiger zijn om een inreisvisum te verkrijgen, met name als de ouder niet direct betrokken is bij zorg- en opvoedingstaken.

In dergelijke gevallen kan een visum voor familiebezoek worden overwogen. Dit vereist echter vaak een sterke bewijslast om aan te tonen dat er een reële relatie bestaat. Bovendien kan het moeilijk worden om een verblijfsrecht te verkrijgen als het kind al jaren zonder de ouder in Nederland woont, en de zorg- en opvoedingsrelatie daardoor moeilijk is aan te tonen.

In een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 april 2020 is duidelijk gesteld dat een faciliterend inreisvisum in dergelijke gevallen niet automatisch wordt verleend, en dat er aantoonbare bewijzen nodig zijn om aan te tonen dat de ouder een reële betrokkenheid heeft bij het kind.

Verhouding tussen ouder en kind

Een cruciaal aspect van de aanvraag is de relatie tussen de ouder en het kind. De IND beoordeelt of de ouder een reële zorg- en opvoedingsverhouding heeft met het kind. Dit houdt in dat de ouder actief betrokken is bij de zorg, het onderwijs, of andere belangrijke aspecten van het kinderleven.

De intensiteit van deze betrokkenheid kan variëren, maar moet concreet zijn en binnen een redelijke periode voorkomen. Als de ouder al jaren gescheiden is van het kind, is het lastiger om aan te tonen dat er sprake is van een reële zorg- en opvoedingsverhouding. In dergelijke gevallen is het verblijfsrecht minder waarschijnlijk.

Er zijn echter uitzonderingen. Bijvoorbeeld als het kind aantoonbaar lijdt onder het gemis van de ouder, kan het verblijfsrecht in aanmerking komen. Ook als het gezin nog maar kort gescheiden leeft, is de kans op een positieve beoordeling groter.

Verblijfsrecht voor halfbroer of -zus

In bepaalde gevallen kunnen ook halfbroers of -zussen van het Nederlandse kind verblijf in Nederland verkrijgen via een afgeleide verblijfsvergunning. Dit is het geval wanneer de ouder van het Nederlandse kind een verblijfsrecht heeft verkregen op grond van het Chavez-Vilchez-verzoek. Het halfbroer of -zus is in dit geval afhankelijk van de ouder.

Om verblijf te verkrijgen, moet de ouder eerst een EU-verblijfsdocument aanvragen. Pas daarna kan het halfbroer of -zus een verblijfsvergunning voor verblijf bij ouder aanvragen. De procedure is echter complex en kan leiden tot situaties waarin het halfbroer of -zus tijdelijk zonder geldige verblijfsstatus in Nederland verblijft, tot het EU-verblijfsdocument en de verblijfsvergunning voor verblijf bij ouder zijn verleend.

Er zijn bepaalde bijzonderheden. De aanvraag voor het EU-verblijfsdocument moet binnen zes maanden worden beoordeeld. De aanvraag voor verblijf bij ouder moet binnen drie maanden worden beoordeeld. De praktijk laat echter zien dat het halfbroer of -zus vaak tijdelijk zonder verblijfsrecht moet verblijven.

Automatische Nederlandse nationaliteit van kind

Het onderwerp van verblijfsrecht van ouders is ook gerelateerd aan de nationaliteit van het kind. Een kind krijgt automatisch de Nederlandse nationaliteit in bepaalde gevallen. Dit is het geval wanneer:

  • De moeder Nederlandse nationaliteit heeft.
  • De vader en moeder beide Nederlandse nationaliteit hebben.
  • De vader Nederlandse nationaliteit heeft en met de moeder is getrouwd of geregistreerd partner is.

In andere gevallen, zoals wanneer alleen de vader Nederlandse nationaliteit heeft en niet getrouwd of geregistreerd partner is, moet het kind door de vader worden erkend om Nederlandse nationaliteit te verkrijgen. Dit is belangrijk, omdat de Nederlandse nationaliteit van het kind een voorwaarde is voor het verblijfsrecht van de ouder.

Verblijfsvergunning voor kind in Nederland

Als het kind in Nederland is geboren, maar niet automatisch Nederlandse nationaliteit heeft gekregen, kan het nodig zijn om een verblijfsvergunning aan te vragen. Dit geldt in gevallen waarin het kind een andere nationaliteit heeft, bijvoorbeeld vanwege de nationaliteit van de ouders. In dergelijke gevallen is het belangrijk om via de IND te bepalen of het kind verblijfsvergunning nodig heeft.

Conclusie

Het verblijfsrecht van ouders van Nederlandse minderjarigen is een juridisch en praktisch complex onderwerp. Het is gebaseerd op een uitspraak van het Europees Hof van Justitie, die benadrukt dat EU-burgers het recht hebben om binnen de EU op te groeien. In Nederland is het beleid hierop aangepast, zodat ouders met een reële zorg- en opvoedingsrelatie in aanmerking komen voor verblijf.

De praktijk is echter ingewikkeld. Het verblijfsrecht is niet automatisch, en de IND beoordeelt of er sprake is van een zodanige afhankelijkheidsverhouding. Ook is het inreisen naar Nederland niet altijd eenvoudig, vooral als de ouder al gescheiden leeft van het kind. Bovendien kan het verblijfsrecht van halfbroers en -zussen complex zijn, doordat de procedure tijdelijk leidt tot situaties waarin het halfbroer of -zus zonder verblijfsstatus verblijft.

Het is daarom belangrijk dat ouders, medewerkers en andere betrokkenen goed informeerd zijn over de voorwaarden en procedure. Het verblijfsrecht dient ten slotte als een mechanisme om het kind het beste mogelijk opgroeien te waarborgen, binnen de EU.

Bronnen

  1. Verblijf bij een minderjarig Nederlands kind
  2. Vragen over Chavez-Vilchez
  3. Verblijfsrecht voor moeder uit derde land wegens zorg voor Nederlands kind
  4. Nederlandse nationaliteit bij geboorte

Related Posts