Aziatische Nederlanders in de Ogen van Nederlandse Vrouwen: Identiteit, Relaties en Media-Beeld
juli 22, 2025
De fietscultuur is een kernaspect van het Nederlandse levensstijlbeeld. Historisch gezien is de fiets een onmisbaar transportmiddel geweest, zowel voor toeristen als inwoners. Toch lijkt er een verandering aan te komen: steeds meer kinderen leren vroeger of leren helemaal niet meer fietsen. Deze ontwikkeling zorgt voor onrust bij verkeersorganisaties en onderwijshervormers. Volgens Veilig Verkeer Nederland groeien kinderen steeds vaker op zonder fietscultuur. De gevolgen van deze trend zijn niet alleen verkeersgericht, maar ook van invloed op gezondheid, onafhankelijkheid en zelfvertrouwen van jongeren.
In dit artikel wordt ingegaan op de toegenomen afhankelijkheid van automobilistische transportmiddelen, de dalende fietsverkoopcijfers voor kinderen, en de gevolgen voor de fietsvaardigheden van jongeren. Aan de hand van recente data, expertmeningen en onderzoekresultaten uit Fietsersbond, CBS en Veilig Verkeer Nederland, wordt geanalyseerd hoe deze veranderingen zich manifesteren in de praktijk en welke gevolgen ze kunnen hebben voor toekomstige fietsers.
Vroeger was het fietsen leren een van de belangrijkste mijlstenen in de jeugd. Kinderen groeiden op met het idee dat fietsen een van de essentiële vaardigheden was. Niet alleen om naar school te gaan, maar ook om vrij te zijn in de omgeving. Tegenwoordig echter is er een duidelijke verandering zichtbaar. Volgens cijfers van het CBS, die sinds 2011 worden bijgehouden, is er geen duidelijke afname in fietsgebruik onder kinderen tussen de 6 en 11 jaar. 46 procent van de kinderen gebruikt de fiets als transportmiddel naar school, 30 procent loopt en 20 procent wordt met de auto vervoerd. Echter, de realiteit is complexer.
Een van de belangrijkste veranderingen is dat steeds minder kinderen in grote steden überhaupt nog een fiets hebben. Hugo van Steenhoven van de Nationale Fietsagenda stelt dat in steden zoals Rotterdam en Utrecht, een aanzienlijk deel van de scholen niet meer meedoet aan het verkeersexamen vanwege het feit dat te veel kinderen niet fietsen of zelfs geen fiets hebben. In Amsterdam is dit fenomeen eveneens aan de orde. De redenen zijn meervoudig: cultuur, financiële beperkingen, en verkeersveiligheid.
Een concrete indicator van de fietscultuur is de verkoop van fietsen. Tom Huyskens van de BOVAG stelt dat de verkoopcijfers van nieuwe kinderfietsen drastisch zijn gedaald. In 2004 werden er nog 227.000 nieuwe fietsen verkocht, terwijl het aantal in het afgelopen jaar was gedaald tot 116.000. Huyskens benadrukt dat dit getal alleen betrekking heeft op nieuwe fietsen en dat tweedehands fietsen via platforms zoals Marktplaats niet in de statistiek verwerkt zijn. Ook het verschijnen van elektrische fietsen bij jongeren kan een verklaring zijn voor het dalende aantal traditionele fietsverkopen. Toch blijft het vraagstuk: als kinderen minder fietsen, hoe kunnen ze dan nog voldoende ervaring opdoen om veilig in het verkeer te kunnen rijden?
Een van de gevolgen van minder fietsgebruik bij jongeren is dat hun fietsvaardigheden minder goed ontwikkelen. Volgens Daan Steenman van het Fietsloket Nijmegen zien kinderen in het verkeer veel fouten maken. Ze rijden links van de weg, snijden bochten af, of maken verkeerde handsignalen. Deze fouten zijn gevaarlijk, omdat ze het risico op ongelukken vergroten. Bovendien is er een correlatie tussen minder fietservaring en minder zelfvertrouwen op de fiets.
Veilig Verkeer Nederland benadrukt dat het fietsen leren en ervaring opdoen in jonge leeftijd van groot belang is. Kinderen die vroeg leren fietsen, bouwen niet alleen vaardigheden op, maar ook zelfstandigheid. Deze ontwikkeling is essentieel voor het latere gebruik van de fiets in het middelbaar onderwijs, waar het vaak wél een transportmiddel is. Als kinderen hier niet op voorbereid zijn, kunnen ze in het verkeer in moeilijkheden komen. Deze problematiek is niet alleen een verkeersveiligheidskwestie, maar ook een pedagogische en gezondheidskwestie.
Een belangrijk aspect dat deze trend versterkt is het veranderende leven in de Nederlandse steden. Ouders brengen hun kinderen steeds vaker met de auto naar school. Veel ouders doen dit uit angst voor verkeersveiligheid. Volgens onderzoek van de Fietsersbond voelen fietsers zich minder veilig in de steden, en dit geldt vooral voor kinderen en ouderen. De drukte rond scholen is een van de belangrijkste redenen. Maar zoals José de Jong van Veilig Verkeer Nederland benadrukt, leidt het brengen van kinderen met de auto juist tot nog meer drukte, en dus tot nog meer onveiligheid.
Daarnaast speelt de arbeidsparticipatie een rol. Tom Huyskens van de BOVAG merkt op dat beide ouders vaak werken, en het daarom logistiek makkelijker is om kinderen met de auto te brengen. Het fietsen leren wordt hiermee een minder prioritaire activiteit. Ouders brengen hun kinderen niet eerst op de fiets naar school en dan weer terug naar de auto. In plaats daarvan wordt de fiets vaak verlaten in de opslagruimte.
In het onderwijs speelt de fietscultuur een essentiële rol. In de basisschooltijd is fietsen vaak een van de belangrijkste manieren om naar school te komen. Hiermee wordt fietservaring opgedaan, die essentieel is voor het later fietsen in het middelbaar onderwijs. Omdat de routes naar middelbare scholen vaak langer zijn, is fietsen dan niet alleen een alternatief, maar vaak ook een noodzaak.
Een op drie kinderen fietst nooit naar school, aldus CBS-cijfers. De Fietsersbond stelt dat dit leidt tot een gebrek aan verkeerservaring. Kinderen die niet leren fietsen vroeg, leren het vaak pas in het middelbaar onderwijs. Dit leidt tot een situatie waarin kinderen plotseling verantwoordelijk worden gesteld voor hun verkeer, zonder voldoende vaardigheden. Veilig Verkeer Nederland pleit daarom voor verplichte fietsvaardigheidstoetsen in het basisonderwijs.
De fietscultuur varieert aanzienlijk per regio en demografisch profiel. In de grote steden, zoals Rotterdam, Utrecht en Amsterdam, is het fietsen onder jongeren minder normaal geworden. In deze steden is het ook vaak moeilijker om een fiets te kopen of te onderhouden. Fietsen zijn duur, en voor gezinnen met beperkte middelen is het vaak een financieel dilemma. Ook in bepaalde culturen is fietsen niet automatisch normaal, zoals Hugo van Steenhoven van de Nationale Fietsagenda benadrukt.
Daarnaast is er een duidelijke trend waarbij jongeren vroeger elektrische fietsen gebruiken. Hoewel dit een alternatief is, is het niet hetzelfde als leren fietsen op een gewone fiets. Deze ontwikkeling zorgt voor een breuk in de fietscultuur, waarbij jongeren de basisvaardigheden missen.
Om veilig te fietsen, is ervaring essentieel. Volgens Veilig Verkeer Nederland zijn ongeveer 10.000 fietsuren nodig om een kind voldoende ervaring te geven om zelfstandig en veilig te fietsen. Dit is een aanzienlijke hoeveelheid, en het betekent dat kinderen die minder fietsen in hun jeugd, ook minder vaardigheden ontwikkelen. Het fietsen leren moet daarom niet alleen een vrolijke ervaring zijn, maar ook een langdurige inspanning.
Ouders en scholen spelen hierin een cruciale rol. Scholen die nog wel fietsvaardigheidstoetsen organiseren, helpen kinderen om te leren hoe ze zich in het verkeer moeten gedragen. Echter, in 30 procent van de scholen in steden zoals Utrecht en Den Haag doen scholen dit niet meer, omdat te veel kinderen niet fietsen of geen fiets hebben. Dit leidt tot een kettingreactie: minder fietsvaardigheden, meer onveiligheid, en dus meer afhankelijkheid van automobilistische transportmiddelen.
De dalende fietscultuur is niet alleen een kwestie van transportmiddelen. Het is ook een culturele kwestie. Fietsen was vroeger een symbool van vrijheid en onafhankelijkheid. Kinderen leerden fietsen en groeiden op met de ervaring van de fiets. Nu is dat beeld veranderd. In veel steden is fietsen niet meer het normale transportmiddel, en kinderen groeien op zonder fietscultuur.
De Fietsersbond benadrukt dat fietsen voor kinderen niet alleen een transportmiddel is, maar ook een manier om beweging in het dagelijks leven te brengen, en om ervaring op te doen in het verkeer. Fietsen helpt kinderen om zich te ontwikkelen in hun zelfvertrouwen, en het draagt bij aan een gezondere levensstijl.
Omdat kinderen steeds minder fietsen, pleiten verkeersorganisaties zoals Veilig Verkeer Nederland voor verplichte fietsvaardigheidstoetsen in het basisonderwijs. Deze toetsen zouden ervoor zorgen dat kinderen voldoende ervaring opdoen, zodat ze veilig kunnen fietsen in het middelbaar onderwijs. Momenteel doen niet alle scholen mee aan deze toetsen, wat leidt tot ongelijke kansen. Kinderen die wel fietsen, leren het vaardigheden op, terwijl anderen het vaak pas leren in het middelbaar onderwijs, waar het gevaarlijk kan zijn.
De verplichting van fietsvaardigheidstoetsen is een discussiepunt. Sommige ouders vinden het een extra last, andere zagen het als een noodzakelijke maatregel. Toch is het duidelijk dat zonder dit soort toetsen, de fietscultuur verder zal verdwijnen. Fietsen leren moet een onderdeel worden van het basisonderwijs, net zoals lezen en rekenen.
De fietscultuur in Nederland lijkt in ondergang. De fiets is minder normaal geworden, vooral in steden. Ouders brengen hun kinderen steeds vaker met de auto naar school, en kinderen leren steeds minder vaak fietsen. De gevolgen zijn zichtbaar in dalende fietsverkoopcijfers, minder fietsvaardigheden en minder zelfvertrouwen in het verkeer.
De oplossing ligt in een herwaardering van de fietscultuur. Fietsen moet weer normaal worden, en kinderen moeten vroeg leren fietsen. Fietsvaardigheidstoetsen in het basisonderwijs kunnen een belangrijk instrument zijn, maar het vraagt ook om een brede maatschappelijke draai. Fietsen is niet alleen een transportmiddel, maar ook een manier om te groeien, te leren en zich veilig te voelen in het verkeer. Zonder fietscultuur, verliest Nederland een van zijn meest karakteristieke eigenschappen.