Ontdek Nederland op de fiets: Mooiste routes en fietsvakanties voor elke smaak
juli 22, 2025
In Nederland speelt vaccinatie een cruciale rol in de publieke gezondheid. Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) biedt kinderen vaccins tegen meerdere besmettelijke ziekten, met als doel de individuele en collectieve gezondheid te waarborgen. Echter, de vaccinatiegraad — het percentage kinderen dat daadwerkelijk gevolgd wordt door het programma — varieert per regio, leeftijdsgroep en vaccin. Deze variatie is van groot belang voor het voorkomen van ziekteuitbraken en het behouden van een collectieve immuniteit.
Deze artikel biedt een gedetailleerd overzicht van de vaccinatiegraad in Nederlandse steden, met een focus op de trends die zich hebben voorgedaan in 2024. Op basis van recente gegevens van het RIVM, GGD'en en andere betrokken instanties, worden de cijfers voor verschillende doelgroepen, regionale verschillen en mogelijke oorzaken van deze variaties besproken. Bovendien wordt aandacht besteed aan de maatregelen die genomen worden om de vaccinatiegraad te verbeteren, en aan de rol van monitoring en publiciteit in het behoud van een gezonde maatschappij.
Een essentieel aspect van het Rijksvaccinatieprogramma is de verdeling van vaccinatiegraad per leeftijdsgroep. In de najaarsronde van 2024 zijn er concrete cijfers geregistreerd voor verschillende groepen, met name voor ouderen en jonge kinderen.
De vaccinatiegraad voor mensen van 60 jaar en ouder is in 2024 gedaald tot 46,6%, een daling met 3,9 procentpunt in vergelijking met 2023, waarin de graad nog op 50,5% lag. Binnen deze leeftijdsgroep is er een duidelijke verdeling: bij de jongere ouderen (60–64 jaar) ligt de vaccinatiegraad op 29,1%, terwijl deze aanzienlijk stijgt bij de oudere ouderen (80–84 jaar), waar 60,7% van de mensen zich heeft laten vaccineren. Deze variatie suggereert dat de bereidheid tot vaccinatie toeneemt met de leeftijd, mogelijk vanwege grotere zorg over gezondheidsrisico’s en het hoger risico op ernstige verloop van coronabesmetting.
Voor jonge kinderen zijn de vaccinatiegraadcijfers iets stabiel. In 2024 lijkt de vaccinatiegraad bij zuigelingen en kleuters hetzelfde te zijn als in het jaar ervoor. Voor bepaalde vaccins, zoals BMR (bof, mazelen, rodehond) en MenACWY (tegen meningokokkenziekte), is zelfs een lichte toename geconstateerd. Voor de meeste vaccinaties bij oudere kinderen (9 jaar en ouder) is echter een daling geconstateerd, wat aandacht verdient voor het voorkomen van onder andere kinkhoest-uitbraken.
Voor schoolkinderen (leeftijd 5–10 jaar) is de vaccinatiegraad op 80,6%, wat relatief goed is. Echter, bij adolescenten (leeftijd 10–15 jaar) varieert de graad sterk. Voor de cohorten die in 2013 of 2008 zijn geboren, ligt de vaccinatiegraad rond de 59,3 tot 62,9%, wat aangeeft dat de bereidheid tot vaccineren afneemt naarmate kinderen ouder worden. De graad stijgt licht bij de cohort van 2009, waar 70,7% gevolgd is. Deze trends tonen aan dat de uitdaging om jongeren te bereiken met vaccinaties groter wordt naarmate zij ouder worden.
De vaccinatiegraad varieert duidelijk per regio, wat in 2024 opnieuw in kaart is gebracht. De drie grootste steden — Amsterdam, Rotterdam en Den Haag — laten een iets lagere vaccinatiegraad zien dan het landelijke gemiddelde. Ook in andere regio's zoals Friesland, Overijssel en aan de oostgrens van het land zijn lagere cijfers geregistreerd. Deze verschillen kunnen te maken hebben met verschillende factoren, waaronder de woonomstandigheden, demografische veranderingen, het aanbod van de zorg en de mate van bewustwording rondom de noodzaak van vaccinatie.
Een historisch bekende regio waar lage vaccinatiegraden al jaren voorkomen, is de zogenaamde Biblebelt. Dit is een gebied met een hoge concentratie van bevindelijk gereformeerden en strekt zich uit van Zuid-Holland via Utrecht naar de Noord-Veluwe en Overijssel. In deze regio is traditioneel een lagere bereidheid tot vaccineren aan te treffen, waarschijnlijk vanwege religieuze overtuigingen of andere sociale factoren. In 2024 is de Biblebelt minder duidelijk zichtbaar, maar er zijn andere gemeenten waar lage cijfers voorkomen. Dit betekent dat het probleem van een lage vaccinatiegraad zich nu verspreidt over meer regio’s dan voorheen.
Een belangrijk aspect dat de verklaring voor de vaccinatiegraadcijfers compliceert, is de toestemming die nodig is voor het registreren van persoonlijke gegevens na de wijzigingen in de AVG. Sinds 2024 is het noodzakelijk dat ouders expliciet toestemming geven voor het delen van vaccinatiegegevens met het RIVM. Als een vaccinatie wel is uitgevoerd maar niet geregistreerd, spreekt men van een anonieme vaccinatie. Deze gegevens kunnen niet meegenomen worden bij het berekenen van de officiële vaccinatiegraad, waardoor de cijfers mogelijk lager lijken dan de werkelijkheid. De GGD GHOR benadrukt de noodzaak van een betere monitoring van deze gegevens, aangezien het voor de publieke gezondheid belangrijk is om een realistisch beeld te hebben van de vaccinatiegraad in verschillende regio’s.
De evolutie van de vaccinatiegraad in de afgelopen jaren biedt inzicht in de onderliggende trends. Voor de najaarsronde van 2024 zijn er 2.513.671 coronaprikken geregistreerd bij het RIVM, gedurende de periode van week 38 tot en met week 49. De piek in vaccinaties vond plaats in week 42, met 275.089 prikken. Deze data tonen dat er een bepaalde variatie is in het tempo van vaccinatie, afhankelijk van de week en de doelgroep.
Voor kinderen zijn er reeds lange tijdreeksen beschikbaar die het historische beeld van vaccinatiegraden tonen. Zo is bijvoorbeeld bekend dat de vaccinatiegraad voor zuigelingen in 2005 op 94,5% lag voor de DKTP-vaccinatie. In de daaropvolgende jaren is deze graad grotendeels stabiel gebleven, met kleine variaties. Dit geeft aan dat het RVP succesvol is geweest in het behouden van hoge vaccinatiegraden bij jonge kinderen, terwijl het voor oudere leeftijdsgroepen meer uitdagingen biedt.
De coronaprik is een recente aanvulling op het vaccinatieprogramma en is beschikbaar voor mensen van 60 jaar en ouder. De cijfers uit 2024 tonen duidelijk dat de bereidheid tot vaccineren binnen deze groep afgenomen is in vergelijking met 2023. Dit kan te maken hebben met veranderingen in de perceptie van het risico op coronabesmetting, maar ook met het feit dat de impact van de prik voor sommigen minder duidelijk is dan in de vroege jaren van de pandemie.
Om de vaccinatiegraad te verbeteren, zijn verschillende initiatieven genomen door GGD'en en andere betrokken partijen. De GGD GHOR benadrukt bijvoorbeeld de noodzaak van betere monitoring van de vaccinatiegraden en pleit voor de invoering van de Verzamelwet gegevensverwerking II. Deze wet zou het mogelijk maken om meer en betere gegevens te verzamelen over vaccinaties, waardoor het eenvoudiger wordt om doelgerichte acties te ondernemen.
In Amsterdam is er bijvoorbeeld een onderzoeksprogramma opgezet, waarin per wijk wordt gekeken naar de vaccinatiegraden en de oorzaken van variaties. Deze aanpak maakt het mogelijk om gerichte campagnes te ontwikkelen, waarbij ouders en kinderen op een betere manier worden geïnformeerd over de belangrijkheid van vaccineren. Deze lokale benadering kan een nuttige aanvulling vormen op de nationale strategieën.
Een andere belangrijke strategie is het verbeteren van de publieke communicatie rondom vaccinatie. Door betere informatie te verstrekken over de veiligheid en effectiviteit van vaccins, kan de bereidheid tot vaccineren worden bevorderd. Dit is vooral relevant voor oudere kinderen en jongeren, waarin de graad afneemt naarmate de leeftijd stijgt.
Beide organisaties spelen een centrale rol in de monitoring en het verbeteren van de vaccinatiegraad. Het RIVM is verantwoordelijk voor het verzamelen en analyseren van de data, terwijl de GGD'en verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het vaccinatieprogramma op de plek van wonen. De samenwerking tussen deze instanties is van groot belang voor het behouden van een hoog en stabiel vaccinatiepercentage.
De GGD GHOR benadrukt de noodzaak van een betere uitwisseling van gegevens tussen de JGZ (Jeugdgezondheidszorg) en het RIVM, aangezien dit de monitoring van de vaccinatiegraad verbeterd. Dit is niet alleen belangrijk voor het voorkomen van ziekteuitbraken, maar ook voor het kunnen inschatten van toekomstige trends en het aanpassen van het vaccinatieprogramma.
De vaccinatiegraad in Nederlandse steden blijft een onderwerp van aandacht binnen de publieke gezondheid. Hoewel de graad bij jonge kinderen relatief stabiel is, zijn er duidelijke trends van daling bij oudere leeftijdsgroepen, met name bij jongeren en ouderen. Regionale verschillen tonen aan dat de bereidheid tot vaccineren varieert per gemeente, met historische patronen zoals de Biblebelt en recente veranderingen in andere regio’s. De impact van anonieme vaccinaties en de noodzaak van betere monitoring benadrukken de complexiteit van het beeld. Initiatieven zoals lokale acties, verbeterde communicatie en samenwerking tussen GGD en RIVM zijn essentieel om de vaccinatiegraad te ondersteunen en de publieke gezondheid te waarborgen. Het behouden van een hoge vaccinatiegraad blijft een nationaal belang, met lokale implementatie die cruciaal is voor het succes van het Rijksvaccinatieprogramma.