Uit met kinderen op de Waddeneilanden: een strandvakantie vol avontuur en ontdekkingen
juli 22, 2025
Discriminatie is in Nederland een complex en veelzijdig fenomeen dat zich op verschillende manieren toont, afhankelijk van regionale, culturele en sociale contexten. Hoewel Nederland vaak gezien wordt als een toonaangevende, multiculturele en tolerante samenleving, blijkt uit recente statistieken en onderzoeken dat discriminatie, en met name institutioneel racisme, in verschillende delen van het land opnieuw opnieuw aan de orde is. Deze artikel biedt een overzicht van de regionale verschillen in hoe vaak mensen zich gediscrimineerd voelen, met een nadruk op de stedelijke gebieden waar het probleem zich het meest uitgesproken voordoet. Bovendien wordt aandacht besteed aan institutioneel racisme in verschillende maatschappelijke domeinen en de impact hiervan op bepaalde minderheidsgroepen.
Discriminatie is niet gelijk verdeeld over de Nederlandse regio’s. Uit de data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de ervaring van discriminatie sterk varieert per gebied. In het westen en midden van Nederland wordt discriminatie vaker gemeld dan in het noordoosten. Provincies zoals Flevoland, Zuid-Holland en Noord-Holland staan bovenaan op de lijst van regio’s waar het percentage inwoners dat zich gediscrimineerd voelt, het hoogst is. In tegenstelling theretoestand de provincies Drenthe, Overijssel en Friesland met relatief lage percentages.
De agglomeratie van ’s-Gravenhage, bijvoorbeeld, telt met 17 procent het hoogste percentage inwoners dat zich gediscrimineerd voelt. In Groot-Amsterdam is dit percentage 16 procent, wat vergelijkbaar is met ’s-Gravenhage. Zuid-Holland als geheel heeft een percentage van 14 procent. Andere stedelijke gebieden zoals Utrecht (11,5 procent), Arnhem/Nijmegen (9,8 procent) en de Zaanstreek (13,0 procent) vallen ook binnen de bovenste 20 procent.
In het noordoosten van het land, zoals in Noord-Drenthe (6,2 procent) en Noord-Friesland (7,6 procent), is de ervaring van discriminatie het minst voorkomend. Deze regio’s zijn relatief plattelands en minder verstedelijk, wat mogelijk een rol speelt in de lagere waargenomen discriminatie. De data van het CBS wijzen bovendien op een algemeen patroon: hoe sterker de verstedelijking, des te groter de kans dat mensen discriminatie ervaren. In zeer sterk stedelijke gebieden is het percentage mensen dat zich gediscrimineerd voelt in 2021 gemiddeld 16 procent, terwijl dit in niet-stedelijke gebieden slechts 8 procent is.
De data tonen aan dat discriminatie in stedelijke gebieden vooral voorkomt op grond van ras of huidskleur, maar ook op basis van nationaliteit. In stedelijke regio’s zijn de verschillen tussen groepen het grootst. Dit wijst op een structureel probleem, waarbij bepaalde bevolkingsgroepen, zoals migranten of mensen met een niet-westerse achtergrond, systematisch vaker discriminerend worden behandeld dan andere groepen. In het bijzonder Turkse en Marokkaanse Nederlanders melden dat ze vaker discriminatie ervaren dan andere bevolkingsgroepen.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft in 2018 een uitgebreid rapport gepubliceerd over discriminatie in Nederland, op basis van een steekproef van ruim 8500 Nederlanders. Uit dit rapport blijkt dat ruim een kwart (27 procent) van de Nederlanders discriminatie heeft ervaren. In het onderwijs is dit probleem het grootst: 22 procent van de scholieren en studenten heeft in 2018 discriminatie ervaren. Vooral studenten met een migratie- of LHBT-achtergrond zijn hier het slachtoffer van. Rond drie procent van deze groepen zegt zelfs dat ze vanwege discriminatie hun opleiding hebben afgebroken.
De arbeidsmarkt en de publieke ruimte zijn relatief minder problematisch, maar er zijn nog steeds aanzienlijke kloof in ervaringen tussen bevolkingsgroepen. In stedelijke gebieden, waar de verstedelijking het hoogst is, is de kans op discriminerend gedrag in het onderwijs en op de arbeidsmarkt het grootst.
In tegenstelling tot openbaar of expliciet racisme, is institutioneel racisme vaak subtiel en ingebed in de structuren van samenleving. Het gaat om systematische uitsluiting of benadeelde behandeling van bepaalde bevolkingsgroepen, vaak zonder dat dit bewust of met opzet gebeurt. In Nederland is dit een groeiend probleem, met name in gebieden waar verstedelijking hoog is en waar bepaalde minderheidsgroepen sterk vertegenwoordigd zijn.
Institutioneel racisme maakt zich op verschillende manieren geldig in de Nederlandse samenleving. Een voorbeeld is de woningmarkt, waar velen met een niet-westerse achtergrond gelijkelijk behandeld worden. Uit onderzoek is gebleken dat huurders met een niet-westerse naam in 13 procent van de gevallen ongelijk worden behandeld bij het zoeken naar een huurwoning. Een woningcorporatie in Limburg bleek zelfs jarenlang bewust discriminatie te plegen bij het toewijzen van huurwoningen, waarbij medewerkers informatie verzamelden over ras, uiterlijke kenmerken en zelfs geur.
Een ander voorbeeld is het medische domein. Tot voor kort was er een richtlijn die speciale testuitslagen voor chronische nierschade alleen voor mensen van het “negroïde ras” gebruikte. Dit is een duidelijk geval van structurele discriminatie, waarbij bepaalde bevolkingsgroepen automatisch benadeeld werden zonder dat dit bewust of met opzet werd gedaan.
Ook in het politiekorps is institutioneel racisme aangetoond. Volgens recente studies voelen zich 1 op de 3 Turkse en Marokkaanse Nederlanders en 1 op de 4 Surinaamse Nederlanders racistisch bejegend door de politie. Deze percentages zijn aanzienlijk hoger dan bij autochtone Nederlanders, waarbij slechts 1 op de 25 zich op die manier voelt. Dit wijst op een systeem waarin bepaalde bevolkingsgroepen systematisch harder worden aangepakt of op een andere manier worden behandeld.
Institutioneel racisme is een complex probleem, maar er zijn stappen die zowel individuen als instellingen kunnen nemen om dit probleem aan te pakken. Voor individuen is het belangrijk om zich bewust te worden van eigen vooroordelen en te leren luisteren naar de ervaringen van mensen uit andere culturele achtergronden. Voor instellingen is het essentieel om transparantie te bewerkstelligen, beleidsmaatregelen aan te nemen en structurele ongelijkheden te monitoren en aan te pakken.
Een eerste stap is het bevorderen van bewustzijn en educatie over het onderwerp. Veel mensen in Nederland denken dat racisme en discriminatie in hun land een dingen zijn die vooral in andere landen voorkomen. Maar zoals de data aantonen, is dit ver ver van de waarheid. Door educatieve programma’s, trainingen en open discussies kan het onderwerp institutioneel racisme in de maatschappij beter worden begrepen en aangepakt.
Structuurveranderingen zijn cruciaal om institutioneel racisme op te lossen. Dit betekent dat instellingen hun beleid en procedures moeten herschrijven zodat bepaalde groepen niet automatisch benadeeld worden. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van blindere toetsing in de sollicitatieprocedures of het verwijderen van richtlijnen die bepaalde groepen automatisch benadeelen, zoals in de medische sector.
Discriminatie in Nederland is een reëel en complex fenomeen dat zich op verschillende manieren toont, afhankelijk van regio, bevolkingsgroep en context. In stedelijke gebieden, met name in de agglomeraties van ’s-Gravenhage, Amsterdam en Utrecht, is de ervaring van discriminatie het hoogst. Deze discriminatie treft vooral mensen met een migratieachtergrond en vooral op grond van ras, huidskleur en nationaliteit. Buiten het dagelijks leven treft institutioneel racisme bepaalde groepen systematisch in instellingen zoals de woningmarkt, het onderwijs, de medische sector en de politiek.
Het is duidelijk dat Nederland als land een groeiend probleem heeft met structurele ongelijkheden en systematische benadeling. Het is belangrijk om hier bewustzijn voor te creëren, maar ook actie te ondernemen op individueel en collectief niveau. Alleen dan kan Nederland zijn reputatie als een tolerante en inclusieve samenleving waarmaken.