Tips voor het gebruik van het openbaar vervoer in Nederland
juli 21, 2025
Sinds het begin van de coronapandemie en de daarna volgende economische ontwikkelingen, zoals inflatie en werkgebrek, zijn de aantallen stakingen in Nederland opnieuw gestegen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het aantal werkonderbrekingen in 2023 het hoogste sinds 1972. In 2024 is dat aantal gedaald, maar het blijft boven het gemiddelde van de afgelopen decennia. De stakingen worden vaak georganiseerd door vakbonden, maar ook spontaan door werknemers in sectoren zoals onderwijs, zorg, vervoer en afvalophaal. De cijfers tonen echter een complex beeld: terwijl het aantal stakingen stijgt, nemen het aantal dagen dat er wordt gestaakt en het aantal werknemers dat meedoet, juist af.
In deze artikel worden de belangrijkste trends, drijfveren en gevolgen van stakingen in Nederland besproken, met aandacht voor de rol van vakbonden, de invloed van economische factoren en de toekomst van stakingen in een land dat historisch gezien niet zo’n stakingsland is.
In 2023 zijn er 52 stakingen geweest in Nederland, volgens het CBS. Dit is het hoogste aantal sinds 1972, toen er 58 stakingen waren. In 2024 is het aantal gedaald tot 36, maar dit blijft boven het gemiddelde van de afgelopen dertig jaar. De toename van stakingen begint rond de jaren 2020 en 2021, met name als reactie op de economische druk veroorzaakt door de coronapandemie.
De meest voorkomende redenen voor stakingen zijn onvrede over de cao (collectieve arbeidsovereenkomst), loonverhogingen en werkvoorwaarden. In 2023 was de Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) een belangrijke factor in een aantal stakingen. Deze regeling biedt werknemers met een zwaar beroep de mogelijkheid om vroeger met pensioen te gaan, maar werknemers zijn vaak ontevreden over de voorwaarden.
De stakingen in 2023 hebben geleid tot het verliezen van 142.000 werkdagen, vooral in de vervoer- en opslagsector. In 2024 is dat aantal gedaald tot 54.000, vooral vanwege de korte duur van de meeste stakingen. In 2019 was het aantal stakers op zijn hoogtepunt, met 319.000 werknemers die betrokken waren bij massale acties in het onderwijs en de zorg. In 2023 was dat aantal gedaald tot iets meer dan 17.000.
Hoewel het aantal stakingen is toegenomen, is het aantal deelnemers per staking afgenomen. Dit suggereert dat de stakingen kleiner zijn, maar vaker voorkomen. Dit verschijnsel wordt soms aangeduid als 'vloeibaar staken', waarbij werknemers sneller en vaker actie ondernemen, maar op een beperkte schaal.
Meerdere factoren hebben bijgedragen aan de recente toename van stakingen in Nederland. De inflatie en het stijgende leefkostenprobleem zijn cruciale drijfveren. Werknemers voelen zich steeds minder waard door hun loon, terwijl de levensonderhoudskosten snel stijgen. In combinatie met het werkgebrek – er zijn minder ondernemers dan werknemers op de arbeidsmarkt – voelen werknemers zich sterker in staat om eisen te stellen.
Hoogleraar Arbeidsrecht Ruben Houweling wijst erop dat de stakingsbereidheid is toegenomen vanwege deze economische druk. Werknemers zien stakingen nu als een legitieme manier om hun belangen te behartigen. Daarnaast is er een verandering in de manier waarop stakingen worden gevoerd. In tegenstelling tot in het verleden, waar stakingen vaak langdurig en massaal waren, zijn er nu vaker korte, strategische stakingen. Deze worden soms aangeduid als 'estafettestakingen', waarbij werknemers om de beurt actie ondernemen om druk te houden zonder langdurig werk te verlaten.
De toename van stakingen wordt ook gedeeltelijk toegeschreven aan de stijgende onvrede over cao’s. Werknemers voelen zich niet voldoende vertegenwoordigd in de onderhandelingen en zien stakingen als een manier om hun stem te laten horen. In sectoren als onderwijs en zorg is deze onvrede vooral duidelijk zichtbaar.
Vakbonden spelen een belangrijke rol in de stakingen in Nederland. Historisch gezien is Nederland geen stakingsland. De Nederlandse arbeidsrelatie is grotendeels gereguleerd via overleg en polderen, waarbij conflicten worden opgelost aan de vergadertafel in plaats van op straat. Hoewel stakingen in Nederland in vergelijking met andere landen zoals Frankrijk of Duitsland minder vaak voorkomen, zijn ze niet ongebruikelijk.
Vakbonden zijn echter terughoudend met het organiseren van stakingen. Ze zien stakingen vaak als een maatregel van laatste resort, omdat ze bang zijn voor schade aan de relatie met werkgevers en politici. In tegenstelling tot in landen zoals Denemarken en Noorwegen, waar stakingen vaker voorkomen en ook deel zijn van de politieke culture, zijn Nederlandse vakbonden gericht op overleg en het behouden van een constructieve band met werkgevers.
De invloed van vakbonden op het succes van stakingen is echter niet altijd duidelijk. Tussen 1945 en 1995 was er bijna geen verschil in resultaat tussen stakingen die door vakbonden werden georganiseerd en zogenaamde ‘wilde stakingen’ die spontaan werden gevoerd. In de jaren daarna is er geen vergelijkbaar onderzoek gedaan, maar het suggereert dat het succes van een staking vooral afhangt van de mate van steun en de strategie, in plaats van de betrokkenheid van een vakbond.
De stakingen in Nederland worden vaak beschouwd als 'efficiënt' en 'braaf', in tegenstelling tot de gewelddadige acties van het verleden. De strategische keuze voor korte stakingen of estafettestakingen helpt om de impact op de economie en de relatie met werkgevers beperkt te houden. Dit maakt het voor vakbonden en werknemers makkelijker om te staken zonder het risico van langdurige schade aan de arbeidsrelatie.
In 2023 zijn er bijvoorbeeld stakingen geweest bij het NS-personeel, streekvervoer, zorgpersoneel en afvalophaal. Deze acties werden vaak uitgevoerd op een beperkte schaal, maar toch met genoeg impact om aandacht te genereren. In de zorgsector zijn werknemers vooral ontevreden over loonverhogingen en werkvoorwaarden, terwijl werknemers in het onderwijs zich juist wat tevredener voelen over hun cao en salaris.
De stakingen in de zorgsector zijn een goed voorbeeld van de complexiteit van de huidige stakingen. Hoewel het aantal stakers afneemt, blijft het aantal stakingen stijgen. In 2023 was het aantal stakers in de zorgsector het laagst, maar het aantal stakingen was nog steeds relatief hoog. Dit suggereert dat er steeds meer sectoren zijn waar werknemers ontevreden zijn over hun werkvoorwaarden, maar het aantal werknemers dat meedoet, is kleiner geworden.
Hoewel stakingen in Nederland historisch gezien minder vaak voorkomen dan in andere landen, lijken ze in de toekomst een grotere rol te gaan spelen. De economische druk, de stijgende onvrede over cao’s en de strategische keuze voor korte stakingen maken het voor werknemers makkelijker om actie te ondernemen. Bovendien is de relatie tussen werknemers en werkgevers veranderd: in tegenstelling tot in het verleden, waar werknemers vaak passief bleven, is er nu meer bewustzijn over de rechten en mogelijkheden van werknemers.
De rol van vakbonden zal echter waarschijnlijk blijven wisselen tussen terughoudend en actief. In een tijd van stijgende onvrede en economische druk zullen er meer stakingen zijn, maar vakbonden zullen blijven proberen om conflicten aan de vergadertafel op te lossen. De toekomst van stakingen hangt dus af van zowel de economische omstandigheden als de bereidheid van vakbonden om actie te ondernemen.
De recente toename van stakingen in Nederland toont een complex beeld van veranderingen in de arbeidsrelatie. Terwijl het aantal stakingen stijgt, neemt het aantal werkdagen dat wordt verloren en het aantal stakers af. De drijfveren voor stakingen zijn vooral economisch van aard, zoals inflatie, loonverhogingen en werkvoorwaarden. De strategische keuze voor korte en efficiënte stakingen helpt om druk te houden zonder langdurige schade aan de economie of de relatie met werkgevers.
Vakbonden blijven terughoudend met het organiseren van stakingen, maar werknemers zien stakingen nu als een legitieme manier om hun belangen te behartigen. In de toekomst zal de rol van stakingen in Nederland waarschijnlijk blijven evolueren, afhankelijk van de economische omstandigheden en de bereidheid van vakbonden om actie te ondernemen.