Rechten van vreemdelingen met een Nederlands kind: verblijfsrecht en zorgtaken

Wanneer een vreemdeling een kind heeft met de Nederlandse nationaliteit, ontstaan er juridische en praktische rechten die bepaald worden door het Nederlandse vreemdelingenbeleid en Europese regelgeving. Deze rechten kunnen van toepassing zijn op bijvoorbeeld een biologische ouder, een stiefouder of een verzorgende partner die niet de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechten om in Nederland te verblijven zijn onder meer afhankelijk van de mate aan zorg en betrokkenheid bij het kind, evenals de leeftijd van het kind en de situatie in het gezin. Deze tekst biedt een overzicht van de relevante voorwaarden, beleidslijnen en jurisprudentie, op basis van officiële bronnen en beleidsdocumenten.

Juridische kaders en beleidsregels

De rechten van vreemdelingen met een Nederlands kind zijn mede bepaald door de Vreemdelingencirculaire en de richtlijnen die deze bevat. Deze documenten beschrijven de voorwaarden waaronder een vreemdeling tijdelijk of permanent rechtmatig verblijf mag genieten in Nederland. In het kader van verblijf bij een minderjarig Nederlands kind is het artikel 8 onder e van de Vreemdelingencirculaire van toepassing. Dit artikel stelt dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft in Nederland als aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

De huidige beleidsregels zijn aangescherpt sinds een jurisprudentie van het Hof van Justitie in 2011, bekend als de zaak Ruiz Zambrano. In deze zaak oordeelde het Hof dat het verblijfsrecht van een vreemdeling niet mag worden geweigerd als het gevolg zou zijn dat een Nederlands kind genoodzaakt wordt om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten. Hieruit volgt dat het recht op verblijf van ouders en verzorgenden van Nederlands kinderen moet worden beschouwd vanuit het perspectief van het kind en niet alleen van de vreemdeling.

Voorwaarden voor verblijf bij een Nederlands kind

Om in Nederland rechtmatig verblijf te kunnen genieten op grond van een Nederlands kind, moet een vreemdeling aan een aantal specifieke voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire, specifiek in B10/2.2, en houden onder meer het volgende in:

  1. Identiteit en nationaliteit aantonen: De vreemdeling moet zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk maken. Dit kan bijvoorbeeld door het overleggen van een geldig paspoort of identiteitsbewijs. Als dit niet mogelijk is, moet hij of zij dit anders bewijzen.

  2. Minderjarig kind met Nederlandse nationaliteit: Het kind moet jonger zijn dan achttien en in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit.

  3. Zorgtaken verrichten: De vreemdeling moet, al of niet gezamenlijk met de andere ouder, daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken voor het kind verrichten. Dit omvat zowel fysieke zorg als emotionele betrokkenheid.

  4. Afhankelijkheidsverhouding: Er moet sprake zijn van een afhankelijkheidsverhouding tussen vreemdeling en kind. Dit wil zeggen dat het kind gedwongen zou worden om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als aan de vreemdeling geen verblijfsrecht wordt verleend.

De beoordeling van de afhankelijkheidsverhouding en de zorgtaken is een kernaspect in de IND-beslissingen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) houdt hierbij rekening met meerdere factoren, zoals de leeftijd van het kind, de lichamelijk en emotionele ontwikkeling van het kind en de mate van betrokkenheid van de vreemdeling bij het kind. Ook het risico op een ontwrichting van het kind bij scheiding van de vreemdeling wordt meegenomen.

Zorgtaken

De IND definieert zorgtaken als actieve betrokkenheid bij het welzijn van het kind. Dit omvat onder andere:

  • Het organiseren van de dagelijkse levensonderhoudsactiviteiten (eten, slapen, verzorging).
  • Het meemaken van belangrijke gebeurtenissen in het leven van het kind (schoolactiviteiten, sport, vakanties).
  • Het ondersteunen van het kind in zijn of haar emotionele en sociaal ontwikkeling.
  • Het meebeslissen over educatieve kwesties.

De zorg- en opvoedingstaken moeten echter niet continu zijn. De IND houdt rekening met de frequentie en intensiteit van deze activiteiten. Echter, zorgtaken met een marginaal karakter kunnen niet worden aangemerkt, tenzij het marginale karakter aan de vreemdeling niet is aan te rekenen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de andere ouder de omgang met het kind blokkeert.

Beleidsveranderingen en jurisprudentie

Het beleid omtrent het verblijfsrecht van vreemdelingen met een Nederlands kind is veranderd na de uitspraak in de zaak Chavez-Vilchez. In deze zaak oordeelde het Hof van Justitie dat ouders van Nederlandse kinderen in beginsel recht hebben op verblijfsrecht in Nederland, op voorwaarde dat ze daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken verrichten. Het beleid in Nederland was hierna aangepast om dit te reflecteren.

Tot juli 2018 was het beleid relatief gunstig voor vreemdelingen die zorgtaken voor hun kind verrichtten. Het beleid veronderstelde dat een afhankelijkheidsverhouding bestond, ongeacht de omvang of frequentie van de zorgtaken. Dit betekende dat het verblijfsrecht vrijwel automatisch verleend kon worden aan vreemdelingen die daadwerkelijk betrokken waren bij het leven van hun kind.

Sinds juli 2018 is het beleid aangescherpt. De IND vereist nu duidelijkere bewijzen voor het bestaan van een afhankelijkheidsverhouding en voor de mate aan betrokkenheid van de vreemdeling. De zorg- en opvoedingstaken moeten nu duidelijker worden beoordeeld en bewezen worden. Dit maakt het voor vreemdelingen iets moeilijker om verblijfsrecht te verkrijgen, maar het zorgt wel voor een consistenter en juridisch beter onderbouwde toepassing van de regels.

Verblijfsrecht voor partners in het buitenland

Een belangrijk aspect van het verblijfsrecht is de situatie van partners van Nederlands kinderen die in het buitenland verblijven. In dit geval kan het indienen van een visumaanvraag problematisch worden. De aanvraag moet namelijk in persoon in Nederland worden ingediend, wat voor partners die in het buitenland wonen moeilijk is. Daardoor kunnen visumaanvragen worden afgewezen met het argument dat de vreemdeling zich in Nederland wil vestigen.

Het Hof van Justitie heeft in de jurisprudentie bepaald dat ouders van Unieburger-kinderen het recht hebben op verblijfsrecht in Nederland, als het gevolg zou zijn dat het kind genoodzaakt wordt om het grondgebied van de Unie te verlaten. Dit geldt ook voor vreemdelingen die niet in Nederland wonen, mits ze een verblijfsvergunning of inreisvisum aanvragen en aan de voorwaarden voldoen.

Samenwerking met instellingen

Het rechtenkader van minderjarige vreemdelingen wordt versterkt door samenwerking tussen verschillende instanties. Zo werkt de Raad voor de Kinderbescherming samen met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) via het Samenwerkingsverband Kinderen In het Vreemdelingenbeleid (SKIV). Dit verband zorgt ervoor dat de belangen van minderjarige vreemdelingen op een zorgvuldige en coöperatieve manier worden behartigd.

De Raad voor de Kinderbescherming zet zich daarbij specifiek in voor de rechten van minderjarige vreemdelingen, ook als het gaat om het verblijf bij ouders of verzorgenden. Deze instantie kan onderzoek doen naar de situatie van het kind en de betrokkenheid van de vreemdeling, en kan eventueel advies uitbrengen over de toekomstige zorg en begeleiding van het kind.

Veilige opvoeding en voogdij

Wanneer een minderjarige vreemdeling zonder ouders in Nederland aankomt, wordt er vaak een voogd aangesteld. Deze voogd is verantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van het kind. In het geval van asielzoekers wordt dit vaak uitgevoerd door Nidos. Voor andere minderjarige vreemdelingen kan een andere gecertificeerde instelling deze taak uitvoeren.

Het is belangrijk dat dergelijke kinderen in een veilige omgeving terechtkomen, met professionele begeleiding en aandacht voor hun individuele situatie. De Raad voor de Kinderbescherming zorgt ervoor dat de belangen van deze kinderen in het vreemdelingenbeleid worden behartigd.

Gezinsvorming en gezinshereniging

Ook in het kader van gezinshereniging en gezinsvorming kunnen vreemdelingen in aanmerking komen voor verblijfsrecht in Nederland. Dit geldt met name voor partners en kinderen van Nederlands burgers. De voorwaarden voor verblijfsrecht in dit kader zijn eveneens vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire en zijn afhankelijk van de relatie en betrokkenheid van de vreemdeling bij het gezin.

Conclusie

Het verblijfsrecht van vreemdelingen met een Nederlands kind is mede bepaald door juridische en beleidskaders die het welzijn van het kind centraal stellen. De IND en andere betrokken instanties houden rekening met meerdere factoren bij het beoordelen van verblijfsaansluiting, waaronder de leeftijd en ontwikkeling van het kind, de betrokkenheid van de vreemdeling en de afhankelijkheidsverhouding. Hoewel het beleid sinds 2018 aangescherpt is, blijft het uitgangspunt dat het verblijfsrecht van vreemdelingen moet worden beoordeeld vanuit het perspectief van het kind.

Bronnen

  1. Raad voor de Kinderbescherming: Minderjarige vreemdelingen
  2. Verblijf bij minderjarig Nederlands kind
  3. Verblijf bij Nederlands kind ook voor partners in buitenland
  4. Belangrijke uitspraak Hof van Justitie

Related Posts