Levertijd van Popal fietsen in Nederland: wat u moet weten als koper
juli 19, 2025
De Tweede Wereldoorlog heeft diepe sporen nagelaten in het landschap van Nederland, zowel fysiek als mentaal. In de tijd dat Duitsland het land bezette, werden steden verwoest, infrastructuur vernield, en economische systemen ontregeld. De oorlogsschade, zoals deze uitgedrukt kon worden in verwoeste huizen, vernielde bruggen, en het verdwijnen van duizenden bedrijven, was niet gelijk verdeeld over het land. De SOURCE DATA biedt een indruk van de omvang van de schade, met specifieke aandachtspunten op steden, infrastructuur en sociale impact. Dit artikel biedt een overzicht van de schade die Nederlandse steden in de oorlog hebben geleden, met aandacht voor cijfers, gebieden en de manier waarop de bevolking reageerde op de oorlogshervormingen.
De oorlogsschade in Nederland was niet gelijk verdeeld over het land, maar concentreerde zich vooral in steden die strategisch belangrijk waren voor de Duitse bezetting. Steden als Rotterdam, Arnhem, Brabant, Limburg, en de Betuwe zijn herhaaldelijk genoemd in de bronnen als zwaar getroffen gebieden. Deze steden waren het doelwit van bombardegementen, sabotage en wraakacties. In deze steden vielen duizenden huizen, kerken, scholen en ziekenhuizen vernietigd of sterk beschadigd.
Volgens bronnen zijn er aan het einde van de oorlog 14.000 boerderijen geheel verwoest of zwaar beschadigd. Buiten het platteland raakten ook meer dan 25.000 andere bedrijven, ruim 1.500 scholen, ruim 900 kerken, ruim 250 ziekenhuizen en 120.000 woningen verwoest of sterk beschadigd. Van deze woningen waren bijna 90.000 onherstelbaar, terwijl 390.000 woningen slechts licht beschadigd werden. Deze cijfers geven een indruk van de omvang van de vernieling.
De Duitse Wehrmacht was verantwoordelijk voor de vernietiging van meer dan 900 verkeersbruggen, waarvan bijna alle door Duitsers waren afgeblazen. Slechts negen van de 50 belangrijkste verkeersbruggen in Nederland zijn gespaard gebleven. Ook meer dan 180 spoorbruggen werden vernietigd. Slechts drie van de grote spoorbruggen bleven intact. Deze vernieling had grote gevolgen voor de communicatie, het transport en de economie van de oorlogstijd.
Deze schade werd niet alleen veroorzaakt door luchtangrepen, maar ook door wraakacties en sabotage. In de laatste fase van de oorlog, toen het Duitse leger wist dat de oorlog verloren was, werden acties genomen om Nederland te verwoesten als wraak. Steden zoals Rotterdam en Arnhem, die eerder zware luchtangrepen hadden gekregen, raakten opnieuw getroffen, en hun herstel vertraagde hierdoor.
De steden die zwaar werden getroffen, zoals Rotterdam en Arnhem, raakten niet alleen verwoest, maar ook geïsoleerd. Het transport netwerk was zo ernstig beschadigd dat het herstel van deze steden traag verliep. In Rotterdam bijvoorbeeld, waar een groot deel van de stad in puin lag, moest het herstel niet alleen gericht zijn op de fysieke heropbouw, maar ook op de economische en maatschappelijke herstel.
In Brabant en Limburg raakten ook veel steden zwaar getroffen. Deze regio’s, die strategisch belangrijk waren voor de Duitse bezetters, werden herhaaldelijk aangevallen. De schade aan infrastructuur en woningen was hier zo groot dat het herstel in deze regio’s jaren in beslag nam.
De Betuwe, een regio die al voor de oorlog bekend was om haar landbouw en industrie, raakte volledig ondergelopen of verwoest. In Zeeland en Wieringermeer raakten vele gebieden zowel verwoest als onder water, wat het herstel nog moeilijker maakte. Het oorlogsschadecijfer in deze regio’s was dus niet alleen een kwestie van fysieke schade, maar ook van economische en sociale impact.
De schade aan steden had ook directe gevolgen voor de bevolking. In vele steden raakten mensen hun huizen, bedrijven en inkomsten kwijt. In sommige gevallen moesten mensen hun stad of dorp verlaten en tijdelijk elders terechtkomen. De bronnen geven aan dat de bevolking niet alleen fysiek getroffen werd, maar ook psychologisch. De oorlog had namelijk ook een diepe invloed op het gedrag en de instellingen van mensen.
Na de oorlog was er in Nederland een sterke beweging richting herstel en herstelbetalingen. Het idee was dat Duitsland niet alleen fysiek moest betalen voor de oorlogsschade, maar ook dat Nederland economisch en maatschappelijk hersteld moest worden. Deze ideeën leidden tot de oprichting van bewegingen die pleitten voor gebiedsuitbreiding en annexatie van Duitse gebieden.
Hoewel de bevolking in 1945 en 1946 voorstander was van deze ideeën, was er geen duidelijke meerderheid. In 1946 gaf het onderzoeksbureau NIPO aan dat 41% voor annexatie was, 31% tegen, en de rest had geen mening. In 1948 was het 39% voor en 37% tegen. In 1949, toen de annexatie stond te gebeuren, was 41% voor en 39% tegen. Deze cijfers laten zien dat de idee van annexatie geen duidelijke meerderheid genoot, maar wel een significante ondersteuning had.
De idee dat Nederland Duitsland kon compenseren door gebiedsuitbreiding, was een populair idee. Sommige actievoerders eisten zelfs meer dan 20.000 km² extra grondgebied. De grens zou dan moeten liggen aan de Wezer. De idee was dat Nederland niet alleen economisch hersteld kon worden, maar ook dat Duitsland zijn schuld betaalde door land af te staan.
De oorlogsschade in economische termen was gigantisch. Nederland had volgens de bronnen 25 miljard gulden aan schade opgelopen, wat gelijkstond aan dertig jaar belastinginkomsten. Deze schade was veroorzaakt door oorlogshandelingen, sabotage en wraakacties. De schade werd niet alleen veroorzaakt door luchtangrepen, maar ook door Duitse acties om Nederland te verwoesten in de laatste fase van de oorlog.
De schade werd niet alleen uitgedrukt in geldbedragen, maar ook in het aantal bedrijven, huizen, bruggen en andere infrastructuur dat verloren ging. In de tekstielnijverheid, bijvoorbeeld, nam de werkgelegenheid vanaf 1940 sterk af. In 1943 was de werkgelegenheid nog geen 60% van het niveau van 1939. Dit was vooral het geval in Twente, waar de textielnijverheid gebaseerd was op katoen. In Noord-Brabant was de textielnijverheid relatief beter bestand, omdat de sector zich goed kon handhaven tijdens de bezetting.
De metaalnijverheid had andere problemen. In tegenstelling tot de tekstielnijverheid nam in de metaalnijverheid de werkgelegenheid direct vanaf 1940 af. In 1943 was de werkgelegenheid nog geen 60% van het niveau van 1939. Van de bijna 200 bedrijven in deze sector die in 1942 en 1943 gesloten werden, stonden de meeste in Twente. Deze cijfers laten zien dat de oorlogsschade niet alleen fysiek was, maar ook economisch.
De oorlog had ook een grote invloed op het inkomen en de levensstandaard van de bevolking. In de bezettingsjaren nam de productie af, terwijl de Duitsers een groeiend deel van de productie meenamen zonder dat daar een reële betaling tegenover stond. Vóór de oorlog ging ook een groot deel van de productie naar het buitenland, maar toen stonden daar importen tegenover. Nu kregen veel Nederlanders, door het verdwijnen van de werkloosheid, meer betaald terwijl er minder consumptiegoederen op de markt kwamen. De verhouding tussen de inkomens en het beschikbare consumptiegoederenpakket zakte daarmee ineen.
De gevolgen waren enorme spaartegoeden – veel spaarbanken accepteerden zelfs geen nieuwe inleg meer – en een stijging van de vraag naar niet-materiële consumptie in de vorm van bioscoop- en theatervoorstellingen, vakanties naar de Veluwe (waar meestal zwart nog wel eieren, boter en kaas te krijgen waren), en dergelijke. Ook was er sprake van een groeiende clandestiene productie en van stijgende zwarte marktaankopen.
Deze verarming had ook invloed op het gedrag van de bevolking. In de oorlogstijd raakten mensen genoodzaakt om alternatieve manieren te zoeken om te overleven. In sommige gevallen werd dit gedaan via zwarte markttransacties of via clandestiene productie. Deze economische omstandigheden hadden ook invloed op de manier waarop mensen over de oorlog en de bezetting dachten.
De oorlogsschade aan Nederlandse steden was enorm en heeft diepe gevolgen gehad voor de infrastructuur, economie en maatschappij. Steden zoals Rotterdam, Arnhem, Brabant, Limburg en de Betuwe raakten zwaar getroffen, met verwoestingen aan huizen, bruggen, bedrijven en andere essentiële infrastructuur. De schade werd niet alleen veroorzaakt door luchtangrepen, maar ook door sabotage en wraakacties in de laatste fase van de oorlog.
De economische impact van de oorlog was eveneens groot. Nederland had 25 miljard gulden aan schade opgelopen, wat gelijkstond aan dertig jaar belastinginkomsten. Deze schade werd niet alleen uitgedrukt in geldbedragen, maar ook in het aantal bedrijven, huizen, bruggen en andere infrastructuur dat verloren ging.
De bevolking reageerde op de oorlog met een sterke beweging richting herstel en herstelbetalingen. Hoewel er geen duidelijke meerderheid was voor annexatie, was er wel een significante ondersteuning. De idee dat Nederland Duitsland kon compenseren door gebiedsuitbreiding, was een populair idee.
De oorlogsschade was niet alleen fysiek, maar ook economisch en maatschappelijk. De schade had een grote invloed op de inkomens, levensstandaard en gedrag van de bevolking. De oorlog had namelijk ook een diepe invloed op de manier waarop mensen over de bezetting en de oorlog dachten.
De herstelproces na de oorlog was lang en traag, maar heeft uiteindelijk geleid tot de huidige structuur van Nederlandse steden. De schade die in de oorlog werd aangericht, is een belangrijk onderdeil van de geschiedenis van Nederland en heeft de huidige situatie van de steden en hun infrastructuur beïnvloed.