Nederlandse romantische komedies uit 2016: een overzicht van inhoud, ontvangst en context
juli 17, 2025
In de Nederlandse maatschappij spelen rechtsvragen rondom het verblijf van ouders van Nederlandse kinderen in illegale of onregelmatige situaties een steeds belangrijkere rol. Deze situaties vallen binnen het kader van de rechten van het kind, het gezinsleven en de EU-burgerrechten. In dit artikel wordt ingegaan op de rechtsgrondslag, relevante jurisprudentie en praktische gevolgen van het verblijfsrecht voor ouders van Nederlandse kinderen die in Nederland verblijven zonder een geldige verblijfsvergunning.
De rechtspraak van het EU-Hof en het Eerste Hof van Justitie in Nederland heeft in de afgelopen jaren duidelijk gemaakt dat het verblijf van een ouder van een Nederlandse minderjarige niet automatisch moet leiden tot uitsluiting bij het kind, wanneer dat kind als EU-burger het recht heeft om binnen de EU op te groeien. Dit artikel behandelt de relevante uitspraken en beleidsmaatregelen, evenals de praktische toepassing in het huidige Nederlandse rechtsstelsel.
Het verblijfsrecht voor ouders van Nederlandse kinderen is grotendeels geregeld via het EU-Werkingsverdrag, met name artikel 20. Dit artikel zegt dat EU-burgers het recht hebben om zich vrij te verkeren binnen de EU. Hierbij is het kind een EU-burger en heeft dus het recht om binnen de EU te wonen, werken en op te groeien. Als een ouder illegaal in Nederland verblijft, maar het kind is in Nederland geboren of heeft Nederlandse nationaliteit, kan artikel 20 van het EU-Werkingsverdrag als rechtgrondslag dienen voor een verblijfsrecht voor de ouder.
Een belangrijke uitspraak in dit kader is die van het EU-Hof in de zaak Ruiz Zambrano (2011), waarin duidelijk werd gesteld dat het onaanvaardbaar is dat een kind van een EU-burger uit de EU moet worden verjaagd, alleen omdat de ouder geen verblijfsvergunning heeft. In deze zaak werd benadrukt dat het rechtsgevoel en de rechten van het kind in het middelpunt moeten staan bij beslissingen over verblijf en gezinsvereniging.
Een belangrijke uitspraak in 2017, Chavez-Vilchez tegen Nederland, bevat verdere richtlijnen voor de toekenning van verblijfsrecht aan ouders van Nederlandse kinderen. In deze zaak ging het om een Venezolaanse moeder die in Nederland woonde zonder verblijfsvergunning. Haar kind was in Nederland geboren en had dus de Nederlandse nationaliteit. De moeder had het gezag over het kind en was verantwoordelijk voor de opvoeding.
Het EU-Hof stelde in deze uitspraak dat het verblijfsrecht van de ouder moet worden beoordeeld op basis van het rechtsgevoel, het belang van het kind en het recht op eerbiediging van het gezinsleven. Het Hof benadrukte dat het feit dat een andere ouder aanwezig is, niet automatisch leidt tot de weigering van verblijfsrecht. In plaats daarvan moet worden gekeken naar de hechtheid van de band tussen de ouder en het kind, de leeftijd van het kind en het risico op ontwrichting van het kind als het van de ouder gescheiden zou worden.
Hoewel de rechtspraak duidelijk is, blijft de praktijk soms ingewikkeld. De uitspraak in de zaak Ruiz Zambrano heeft geleid tot een aantal uitspraken in Nederland die het verblijfsrecht voor ouders van Nederlandse kinderen mogelijk maken. Echter, de toepassing in de praktijk kan variëren, afhankelijk van de omstandigheden van het gezin en de specifieke situatie van de ouder.
De uitspraak in de zaak Chavez-Vilchez heeft bijvoorbeeld geleid tot het idee dat het verblijfsrecht van een ouder niet automatisch afhankelijk is van het bezit van een geldig visum of verblijfsvergunning. Dit betekent dat ook ouders die illegaal in Nederland verblijven in aanmerking kunnen komen voor verblijfsrecht, mits ze voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de EU-rechtspraak.
Bij de beoordeling van het verblijfsrecht van een ouder van een Nederlandse kind, zijn er een aantal belangrijke factoren die worden meegenomen in de beslissing. Deze factoren zijn gedeeltelijk afgeleid uit jurisprudentie en beleid.
Eerder rechtmatig verblijf van de ouder: Wanneer de ouder al lang in Nederland woont, dit met name sinds de geboorte van het kind, kan dit een positief argument zijn voor het verblijfsrecht. Dit laat zien dat het gezin stabiel is en dat het kind in Nederland heeft opgegroeid.
Zorg voor en hechtheid met het kind: Het feit dat de ouder verantwoordelijk is voor de dagelijkse zorg en opvoeding van het kind is een belangrijk criterium. De hechtheid van de band tussen ouder en kind, de leeftijd van het kind en de mogelijkheid om contact te houden bij eventueel vertrek naar het land van herkomst zijn hierbij bepalend.
Gezinsleven in het land van herkomst: Het rechtsgevoel in het land van herkomst speelt ook een rol. Wanneer er geen obstakels zijn om het gezinsleven daar uit te oefenen, kan dit een tegenargument zijn voor verblijf in Nederland. Echter, als het vertrek van de ouder leidt tot ontwrichting van het kind of maatschappelijke problemen, kan dit het verblijfsrecht steunen.
Banden van het kind met Nederland: De nationaliteit van het kind en de aanwezigheid van andere familieleden in Nederland (zoals grootouders) zijn relevante factoren. Bovendien wordt gekeken naar contacten van het kind met zijn omgeving, zoals school en vrienden.
Veiligheid en gezondheidszorg in het land van herkomst: Als het land van herkomst geen voldoende infrastructuur biedt voor de zorg van het kind, kan dit een argument zijn voor verblijf in Nederland. Ook de mogelijkheid van dienstplicht of andere verplichtingen kan een rol spelen.
Contra-indicaties: Positieve omstandigheden kunnen worden tegengewogen door contra-indicaties zoals een strafblad of andere problemen.
Het beleid van de Nederlandse overheid op dit gebied is grotendeels beïnvloed door de EU-rechtspraak. In de praktijk kan echter variatie zijn tussen verschillende gemeenten en instanties. Het beleid moet de rechtspraak respecteren, maar er is soms ruimte voor interpretatie.
Een belangrijk aspect van het huidige beleid is dat het verblijfsrecht voor ouders van Nederlandse kinderen niet afhankelijk is van de aanwezigheid van een geldig visum of verblijfsvergunning. Dit betekent dat ouders die illegaal in Nederland verblijven ook in aanmerking kunnen komen voor verblijfsrecht, mits ze voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de rechtspraak.
Hoewel de rechtspraak een brede interpretatie biedt van het verblijfsrecht, zijn er ook grenzen. In sommige gevallen kan het verblijfsrecht worden geweigerd, bijvoorbeeld wanneer de ouder geen verantwoordelijkheid neemt voor de zorg en opvoeding van het kind, of wanneer er sprake is van andere contra-indicaties.
De uitspraak in de zaak Ruiz Zambrano stelt dat het onaanvaardbaar is dat een kind van een EU-burger uit de EU moet worden verjaagd. Echter, in gevallen waarin het kind een ander land van herkomst heeft of waarin het kind niet in Nederland is opgegroeid, kan het verblijfsrecht worden beperkt.
Een belangrijke vraag is of het feit dat er een andere ouder is die verantwoordelijk kan zijn voor de zorg en opvoeding van het kind, leidt tot de weigering van verblijfsrecht voor de andere ouder. Volgens de uitspraak in de zaak Chavez-Vilchez is dit niet het geval. Het EU-Hof stelde dat het feit dat een andere ouder aanwezig is, niet automatisch leidt tot weigering van verblijfsrecht. In plaats daarvan moet worden gekeken naar alle relevante omstandigheden, zoals de hechtheid van de band tussen ouder en kind en het risico op ontwrichting van het kind.
De uitspraak Ruiz Zambrano is een mijlpaal in de rechtspraak rondom het verblijfsrecht van ouders van Nederlandse kinderen. In deze zaak ging het om een situatie waarin een kind van een EU-burger uit de EU moest worden verjaagd, alleen omdat de ouder geen verblijfsvergunning had. Het EU-Hof stelde dat dit onaanvaardbaar is en benadrukte dat het rechtsgevoel en de rechten van het kind in het middelpunt moeten staan.
De uitspraak Ruiz Zambrano heeft geleid tot een aantal uitspraken in Nederland die het verblijfsrecht voor ouders van Nederlandse kinderen mogelijk maken. Echter, de toepassing in de praktijk kan variëren, afhankelijk van de omstandigheden van het gezin en de specifieke situatie van de ouder.
Een andere belangrijke uitspraak is die van het EU-Hof in de zaak Dereci e.a. (2011). In deze zaak werd benadrukt dat het verblijfsrecht van een ouder moet worden beoordeeld op basis van het rechtsgevoel, het belang van het kind en het recht op eerbiediging van het gezinsleven. Het Hof stelde dat het feit dat een andere ouder aanwezig is, niet automatisch leidt tot weigering van verblijfsrecht. In plaats daarvan moet worden gekeken naar de hechtheid van de band tussen ouder en kind, de leeftijd van het kind en het risico op ontwrichting van het kind als het van de ouder gescheiden zou worden.
De uitspraak Dereci e.a. heeft geleid tot een aantal uitspraken in Nederland die het verblijfsrecht voor ouders van Nederlandse kinderen mogelijk maken. Echter, de toepassing in de praktijk kan variëren, afhankelijk van de omstandigheden van het gezin en de specifieke situatie van de ouder.
Een uitzondering op de bredere jurisprudentie is de uitspraak in de zaak Jeunesse. In deze zaak ging het om een moeder die illegaal in Nederland verblijft. De Nederlandse staat stelde dat er geen onoverkomelijke obstakels zijn om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. De kinderen zijn nog jong en kunnen zich makkelijk aanpassen aan de Surinaamse cultuur. De moeder heeft geen mvv aangevraagd in het land van herkomst en daarmee voldeed ze niet aan haar verplichting.
Het EHRM stelde dat artikel 8 is geschonden in dit geval, maar erkent dat de stellen van een dergelijke voorwaarde is toegestaan. Het Hof benadrukte dat het uitgangspunt is dat personen die gezinsleven opbouwen tijdens een periode van onrechtmatig verblijf in beginsel geen verblijfsaanspraken aan artikel 8 kunnen ontlenen. Dit is slechts anders als zich buitengewone omstandigheden voordoen.
Het verblijfsrecht voor ouders van Nederlandse kinderen in onregelmatige situaties is een complexe materie die grotendeels geregeld is via EU-rechtspraak. De uitspraak in de zaak Ruiz Zambrano en Chavez-Vilchez zijn belangrijke mijlpalen in de rechtspraak en hebben geleid tot een bredere interpretatie van het verblijfsrecht. Echter, de toepassing in de praktijk kan variëren, afhankelijk van de omstandigheden van het gezin en de specifieke situatie van de ouder.
De uitspraak Ruiz Zambrano heeft duidelijk gemaakt dat het onaanvaardbaar is dat een kind van een EU-burger uit de EU moet worden verjaagd. De uitspraak in de zaak Chavez-Vilchez benadrukt dat het verblijfsrecht van een ouder moet worden beoordeeld op basis van het rechtsgevoel, het belang van het kind en het recht op eerbiediging van het gezinsleven. Het feit dat een andere ouder aanwezig is, is niet automatisch een reden voor weigering van verblijfsrecht. In plaats daarvan moet worden gekeken naar alle relevante omstandigheden, zoals de hechtheid van de band tussen ouder en kind, de leeftijd van het kind en het risico op ontwrichting van het kind als het van de ouder gescheiden zou worden.
De praktijktoepassing van het verblijfsrecht kan echter variëren, afhankelijk van de omstandigheden van het gezin en de specifieke situatie van de ouder. De uitspraak in de zaak Jeunesse is een uitzondering op de bredere jurisprudentie en benadrukt dat personen die gezinsleven opbouwen tijdens een periode van onrechtmatig verblijf in beginsel geen verblijfsaanspraken aan artikel 8 kunnen ontlenen. Dit is slechts anders als zich buitengewone omstandigheden voordoen.