Nederlandse elektrische fietsen: geschiedenis, merken en innovatie
juli 17, 2025
Nederland staat bekend om zijn traditie van tolerantie en openmaartheid. Toch blijkt uit meerdere bronnen dat antisemitisme, hoewel marginaal en algemeen veroordeeld, in sommige vormen toch aanwezig is en zich soms opnieuw manifesteert. De complexe relatie tussen Nederland en antisemitisme is gekenmerkt door paradoxen: op de ene hand is Nederland een land dat krachtig positie inneemt voor Israël en joodse belangen, op de andere hand zijn er momenten geweest waarin antizionisme of kritiek op Israël in sommige gevallen overging in antisemitische uitingen. Deze tegenstrijdigheden maken de Nederlandse situatie uniek binnen het bredere Europees landschap.
In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de historische en huidige vormen van antisemitisme in Nederland, met aandacht voor zowel de maatregelen die genomen zijn om dit te bestrijden, als de uitdagingen die er nog zijn. Daarnaast worden ook de rol van historische contexten, de invloed van internationale regelgeving en de toename van online antisemitisme besproken.
Nederland is sinds de oorlog een land waar openlijk antisemitisme vaak als marginaal en algemeen veroordeeld wordt. Historisch gezien heeft het land zich vaak tegen haat uitgesproken, en organisaties als de Anne Frank Stichting, Stiba, Cidi en Ojec spelen een centrale rol in de bestrijding van iedere heropleving van antisemitisme. Deze organisaties hebben zich gedurende jaren actief ingezet voor onderwijs, onderzoek en waakzaamheid rondom de geschiedenis van de joden in Nederland, met name tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Toch blijkt uit verschillende analyses dat antisemitisme niet volledig verdwenen is. Een van de belangrijkste redenen waarom het fenomeen zich opnieuw manifesteert, is de ambivalente fascinatie die joden op niet-joden uitoefenen. Deze ambivalentie kan positieve, maar ook negatieve vormen aannemen. In Nederland is deze dualiteit soms uiterst duidelijk zichtbaar.
In de jaren zestig, toen extreem rechts voornamelijk uit kleine groepen bestond, verscheen in 1971 de Nederlandse Volksunie (NVU), een partij met een programma dat duidelijke racistische maatregelen tegen etnische minderheden bevatte. De NVU was ook kritisch tegen joden, bijvoorbeeld met verwijzingen naar hun rol in het communisme. Deze partij raakte echter in de jaren zeventig uit de gratie en verdween uiteindelijk.
Aan haar plaats traden twee andere extreem-rechtse partijen: de Centrumdemocraten en de Centrumpartij (later CP'86 genoemd). Deze partijen overnamen het offensief tegen etnische minderheden, maar met minder duidelijke antisemitische uitingen dan de NVU. Toch blijft het fenomeen van extreem rechts, dat in de jaren tachtig en negentig sterk groeide in Europa, ook in Nederland niet geheel onaangedaan.
Een ander aspect van antisemitisme in Nederland is de verspreiding van revisionistische publicaties. Deze publicaties, die vaak historische feiten ontkennen of herschrijven, zijn oorspronkelijk uit Vlaanderen verspreid, maar komen via België ook in Nederland terecht. Voorbeelden zijn vertalingen van het werk van de Franse revisionist Robert Faurisson en de nieuwsbrief Vrij Historisch Onderzoek, die in Antwerpen wordt gedrukt.
De Nederlandse regering besloot in 1992 om de verspreiding van deze publicaties op Nederlandse bodem te verbannen, ook vanuit het buitenland. Deze maatregel was het gevolg van de waakzaamheid van organisaties zoals de Stiba, de Anne Frank Stichting en de politie. Deze samenwerking maakte het vrijwel onmogelijk om revisionistische of neonazistische publicaties in Nederland te verspreiden. De zogenaamde ‘zwarte weduwe’, mevrouw F. Rost van Tonningen, een vrouw die zich actief betrok voor neonazi-ideologie, bleef haar activiteiten voortzetten, maar zonder reële invloed.
In de huidige digitale tijd is online antisemitisme een groeiend probleem. Nederland scoort hierboven het Europese gemiddelde, waarbij Joodse Nederlanders het gevoel hebben dat online media meer antisemitisme verspreiden dan bijvoorbeeld Facebook. Uit onderzoek van het FRA (Fundamental Rights Agency) blijkt dat Joodse Nederlanders dit als een groot probleem ervaren. De toename van online antisemitisme wordt opgemerkt in vormen zoals beeldvorming, cartoons, en carnavalsuitdossingen, waarin klassieke anti-Joodse stereotypen terugkeren.
Deze stereotypen, zoals de voorstelling van Joden als machtige, rijke, en overmachtige elites, spelen een rol in de negatieve beeldvorming. Sommige van deze voorstellingen lijken positief, maar maken Joden als groep verdacht. Historicus Bart Wallet wijst op het bestaan van een ‘reservoir’ van klassieke anti-Joodse mythen dat steeds opnieuw aangevuld en geactiveerd wordt, bijvoorbeeld in media of via complottheorieën over een mondiale Joodse samenzwering.
De rol van politieke partijen in het antisemitisme in Nederland is niet eenvoudig. Tot op heden heeft de Centrumpartij (CP'86) antisemitische punten opgenomen in haar programma. Andere partijen, zoals de Nederlandse Volksunie, hebben dat in de jaren zeventig gedaan, maar zijn sindsdien uitgestorven. Extreem rechts in Nederland is in de loop der jaren sterk gewijzigd, maar de invloed blijft beperkt.
Toch blijft antizionisme in sommige gevallen overlopen in antisemitisme. In de jaren zeventig begonnen antizionistische campagnes in Nederland een kwaadaardiger wending te nemen dan in andere Europese landen. Deze campagnes, soms voorgesteld door gerespecteerde personen, gleden soms af in volledig antisemitische uitingen. Deze ontwikkeling toont aan dat kritiek op Israël niet automatisch antisemitisch is, maar dat het wel kan leiden tot een negatieve beeldvorming van Joden als een groep.
De Nederlandse overheid heeft verschillende maatregelen genomen om antisemitisme te bestrijden. In 2021 benoemde zij de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), een functie die is ingevoerd in navolging van de Europese Coördinator tegen Antisemitisme. De NCAB fungeert als expert op het gebied van antisemitisme, adviseert de overheid en faciliteert samenwerking tussen ministeries en maatschappelijke organisaties.
Een belangrijke factor in de Nederlandse aanpak van antisemitisme is de rol van onderwijs en historisch bewustzijn. Nederland is op onderwijsveld Europa uniek door de instelling van een leerstoel voor shoah-educatie aan de Universiteit van Amsterdam in 1990. Deze leerstoel is bedoeld om de geschiedenis van de Shoah en de joodse geschiedenis in het algemeen te onderwijzen en te onderzoeken.
Joodse Nederlanders, ondanks een trend van ‘ontjoodsing’, hebben hun joodse identiteit vaak versterkt via hun band met Israël. Dit is ook te zien in de rol van eminente joodse historici zoals Jacques Presser en Harry Sijes, die in hun werk een bewustzijn ontwikkelden van ‘te behoren tot een joodse lotsgemeenschap’. Deze historische bewustwording speelt een rol in het huidige debat over antisemitisme.
Nederland is gebonden aan verschillende internationale verdragen en richtlijnen die gericht zijn op de bestrijding van haatzaaiende uitingen. Dit omvat het VN Rassendiscriminatieverdrag (ICERD), het IVBPR, het EU-kaderbesluit tegen racisme en vreemdelingenhaat, en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De toepassing van deze regelgeving in de praktijk blijkt echter complex. De toename van polarisatie rondom onderwerpen als de aanval van Hamas op Israël en de oorlog in Gaza heeft de bestrijding van antisemitisme extra uitdagend gemaakt. De Nederlandse overheid moet hierin balanceren tussen het respect voor vrije meningsuiting en de verplichting om haatzaaiende uitingen tegen te gaan.
De Nederlandse situatie inzake antisemitisme is gekenmerkt door tegenstrijdigheden. Aan de ene kant is het fenomeen marginaal en algemeen veroordeeld; aan de andere kant blijft het zich opnieuw manifesteren, vooral in de vorm van antizionisme of online antisemitisme. De uitdaging voor de toekomst is om deze paradoxen aan te pakken met een duurzame strategie die rekening houdt met zowel historische contexten als de huidige maatschappelijke ontwikkelingen.
De bestrijding van antisemitisme vraagt om een multidisciplinair aanpak, waarin onderwijs, politiek, media en maatschappelijke organisaties samenwerken. De rol van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding is hierin belangrijk, maar ook de betrokkenheid van burgers, scholen en media is essentieel. Alleen zo kan Nederland zijn idealen van tolerantie en openheid behouden en versterken.
Nederland is een land met een lange traditie van tolerantie, maar antisemitisme, in verschillende vormen, blijft een bestaande uitdaging. De combinatie van historische bewustwording, organisaties die zich inzetten voor joodse belangen, en een actieve overheid heeft geleid tot een relatief sterk standpunt tegen antisemitisme. Toch blijft het fenomeen zich in sommige gevallen opnieuw manifesteren, vooral in de digitale wereld of in politieke en culturele contexten.
Het belang van onderwijs, waakzaamheid en internationale samenwerking kan niet genoeg benadrukt worden. Alleen door een geïntegreerde aanpak kunnen de tegenstrijdigheden in de Nederlandse situatie worden doorbroken. Nederland wil zich verder ontwikkelen als een land van inclusiviteit en respect – een doel dat alleen bereikbaar is met een sterke en duurzame inzet tegen antisemitisme.