Nederlandse straffen voor deelname aan terroristische organisaties

De Nederlandse strafwetgeving omvat duidelijke regels en sancties voor personen die betrokken zijn bij terrorisme of deelname aan terroristische organisaties. In de afgelopen jaren zijn er behoudende en actieve maatregelen genomen om de straffen voor terrorisme te verharden en om de nationale veiligheid verder te versterken. Deze maatregelen zijn zowel gericht op het bestrijden van terrorisme in eigen land als op het voorkomen van het verblijf van Nederlanders in gevaarlijke zones, zoals kampen in Syrië of andere oorlogstheaters.

In dit artikel wordt ingegaan op de huidige wetgeving, recente rechtspraak, en politieke beslissingen die van invloed zijn op de straffen voor deelname aan terroristische activiteiten in Nederland. Daarnaast worden de voorgestelde wetswijzigingen en de rol van het Openbaar Ministerie besproken. Het doel is om een duidelijk beeld te geven van de juridische situatie rondom terrorisme, met een nadruk op de maximumstraffen en de context waarin deze worden toegepast.

Huidige maximumstraffen voor terrorisme

Het Wetboek van Strafrecht bevat een aantal artikelen die specifiek zijn gericht op terrorisme en terrorismegerelateerde misdrijven. Een van de belangrijkste artikelen in dit kader is artikel 140a, dat betrekking heeft op deelname aan een terroristische organisatie. Tegenwoordig is het strafmaximum voor dit misdrijf gesteld op 15 jaar celstraf. Dit betekent dat een persoon die wordt veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie maximaal 15 jaar gevangenisstraf kan krijgen.

Nieuwe voorstellen van het kabinet zouden dit strafmaximum echter verhogen naar 20 jaar. In de derde rapportage uitreizigers is melding gemaakt van deze voornemens, en het wetsvoorstel is al ter advisering aan de Raad van State gezonden. Deze verhoging zou aansluiten bij de strengere houding die het kabinet neemt ten aanzien van terrorisme.

Niet alleen deelname aan een terroristische organisatie is strafbaar, ook andere acties, zoals het bereiden van terrorisme of het verlenen van steun aan terroristische doeleinden, kunnen leiden tot zware straffen. Dit blijkt uit artikelen zoals artikel 140, die de voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven regelt. Daarnaast is er artikel 301a, dat betrekking heeft op doodslag met een terroristisch oogmerk, wat maximaal tot levenslange gevangenisstraf kan leiden.

Rechtspraak en beroepen: het voorbeeld van vier Nederlandse vrouwen

Een recente rechtszaak legt de praktische toepassing van deze straffen goed bloot. In april 2023 heeft de rechtbank in Rotterdam vier Nederlandse vrouwen veroordeeld voor deelname aan ISIS en voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven. Deze vrouwen hadden zich afgereisd naar Syrië en hadden daar ongeveer vier jaar gewoond in het opvangkamp Al-Roj. De straffen die werden opgelegd varieerden van 30 tot 36 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk was.

Het Openbaar Ministerie heeft echter in hoger beroep tegen deze uitspraken. Volgens het OM zou het verblijf in een kamp geen invloed mogen hebben op de straftoemeting. Daarnaast wordt betoogd dat de mogelijkheid dat een veroordeling leidt tot het intrekken van het Nederlanderschap niet meegewogen mag worden bij het bepalen van de strafmaat.

Een vijfde verdachte is vrijgesproken van deelname aan een terroristische organisatie, maar wel veroordeeld voor het in hulpeloze toestand brengen van haar kinderen door hen mee te nemen naar een strijdgebied. Bij deze rechtszaak is het duidelijk geworden dat de rechter een afweging maakt tussen de ernst van het misdrijf en de omstandigheden waarin het zich heeft voorgedaan.

Wetsvoorstel voor strafuitsluitingsgrond voor hulpverleners

In het kader van de strijd tegen terrorisme is er ook aandacht voor de bescherming van hulpverleners, journalisten en andere professionals die zich in risicogebieden bevinden. Het kabinet heeft een wetsvoorstel ingediend waarin een strafuitsluitingsgrond wordt ingevoerd voor deze groepen. Dit betekent dat zij niet automatisch worden beschouwd als verdachten bij hun verblijf in een gebied dat door een terroristische organisatie wordt gecontroleerd, mits ze in die regio werken voor humanitaire doeleinden.

Dit wetsvoorstel is een aanvulling op het wetsvoorstel over de strafbaarstelling van verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied. Deze wetgeving is in 2019 aangenomen en wordt momenteel door de Eerste Kamer behandeld. Het kabinet benadrukt dat het belangrijk is om professionals in gevaarlijke gebieden niet te straffen als hun aanwezigheid niet terroristisch is.

Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM)

Een ander belangrijk onderdeel van de Nederlandse terrorismebestrijding is de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM). Deze instantie is opgericht om online terroristisch materiaal en kinderporno te identificeren en te verwijderen. De Uitvoeringswet TOI-verordening (Terroristische Online-Inhoud) is inmiddels door beide Kamers aangenomen.

De bestuurders van de ATKM zijn in het bezit van een Verklaring van Geen Bezwaar, wat betekent dat zij geschikt zijn om deze vertrouwensfunctie te bekleden. Deze verklaring is uitgevaardigd door de AIVD na een veiligheidsonderzoek. Zodra deze bestuurders zijn benoemd, treedt de wet in werking. De werking van de ATKM is van groot belang voor de voorkoming van radicalisering via internet.

Wet langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking

Een ander aspect van de Nederlandse terrorismewetgeving is de Wet langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. Deze wet is in 2023 gewijzigd met betrekking tot terroristische misdrijven. De aanvullende bepalingen zijn op 1 januari 2023 in werking getreden. Deze wijzigingen maken het mogelijk om personen die een bedreiging vormen voor de veiligheid van Nederland langer te bewaken of in bepaalde gevallen tijdelijk te isoleren.

Dit type toezicht is bedoeld voor personen die, hoewel ze niet strafrechtelijk veroordeeld zijn, een groeiende bedreiging vormen voor het maatschappelijk functioneren of de veiligheid in Nederland. Het toezicht kan bijvoorbeeld bestaan uit het monitoren van hun activiteiten, hun beperken in het gebruik van bepaalde media of hun tijdelijk in een gesloten omgeving houden.

Verbreiding van terrorisme en verspiederswetgeving

Naast het actieve bestrijden van terrorisme is er ook aandacht voor het voorkomen van het verspreiden van terroristisch materiaal. Dit wordt onder meer geregeld in artikel 108 van de wetgeving. Hierin staat dat het opzettelijk helpen van de vijand of het schaden van de staat tegenover de vijand met maximaal 15 jaar celstraf wordt gestraft. In extreem zware gevallen, zoals het delen van militaire informatie of het dienen van de vijand, kan zelfs levenslange gevangenisstraf worden opgelegd.

Artikel 129 en 130 behandelen misdrijven die gericht zijn op het verstoren van de orde en functie van de Staten of verkiezingen, wat ook als terroristisch kan worden ingezien. In dit kader is het gebruik van geweld of bedreiging met geweld om bepaalde doeleinden te bereiken strafbaar met straffen tot 20 jaar celstraf.

De rol van het Openbaar Ministerie en het kabinet

Het Openbaar Ministerie speelt een belangrijke rol in de toepassing van deze wetgeving. Het OM is verantwoordelijk voor het indienen van aanklachten en het eisen van straffen. In de rechtszaak met betrekking tot de vier Nederlandse vrouwen uit 2023 was het OM niet tevreden met de straffen die werden opgelegd. De rechtbank had immers geen rekening gehouden met het feit dat het OM had geëist hogere straffen, en had de rol van de verdachten als huisvrouw in het kamp Al-Roj als een verlichtende omstandigheid meegewogen.

Het kabinet, daarentegen, doet een afweging bij de terugkeer van verdachten uit terroristische gebieden. De terugkeer van uitreizigers is geen vanzelfsprekendheid, maar wordt per geval beoordeeld. Factoren zoals nationale veiligheid, internationale betrekkingen en de risico’s van het intrekken van het Nederlanderschap spelen hierin een rol. Het kabinet benadrukt dat het belang van veiligheid altijd centraal staat bij deze afweging.

Intrekken van het Nederlanderschap

Een specifieke juridische maatregel is het intrekken van het Nederlanderschap bij personen die zich betrokken hebben bij terrorisme. Dit is mogelijk bij veroordeling voor bepaalde terrorismemisdrijven. In de rechtszaak met betrekking tot de vier vrouwen is het Nederlanderschap van enkele verdachten ter discussie gesteld. Het OM betoogt dat het intrekken van het Nederlanderschap geen invloed mag hebben op de strafmaat, omdat het niet om een maatregel gaat die gericht is op het bestrijden van terrorisme.

De rechtspraak is hierin verdeeld. Aan de ene kant is het argument dat het intrekken van het Nederlanderschap een zware maatregel is die niet moet meewegen in de strafmaat. Aan de andere kant is er ook het standpunt dat het intrekken van het Nederlanderschap kan bijdragen aan de bestraffing van het gedrag van de verdachte. Het kabinet en het OM blijven hierover hun standpunt behouden, en het is mogelijk dat deze kwestie in de toekomst nog verder uitgewerkt wordt.

Conclusie

De Nederlandse strafwetgeving biedt een uitgebreid en duidelijk kader voor de bestrijding van terrorisme. De huidige maximumstraffen voor deelname aan terroristische organisaties bedragen 15 jaar, maar er zijn plannen om deze te verhogen naar 20 jaar. Daarnaast zijn er wetgevingsmaatregelen in werking die gericht zijn op het voorkomen van terrorisme via internet, de bescherming van hulpverleners en de voorkoming van radicalisering.

De rechtspraak laat zien dat de toepassing van deze wetgeving niet eenvoudig is. Het OM en het kabinet doen afwegingen die rekening houden met zowel juridische als maatschappelijke factoren. In het voorbeeld van de vier vrouwen is duidelijk geworden dat de rechter een afweging maakt tussen het strafrechtelijke kader en de omstandigheden van de verdachten.

De toekomstige ontwikkelingen in de terrorismewetgeving, zoals de verhoging van de maximumstraffen en de invoering van strafuitsluitingsgronden voor hulpverleners, zullen de rol van Nederland in de internationale terrorismebestrijding verder bepalen. Het is duidelijk dat het kabinet en het OM een actieve rol willen spelen in het verder verharden van de wetgeving tegen terrorisme.

Bronnen

  1. Kamerstukten over terrorisme
  2. Lokale regelgeving

Related Posts