Nederlandse routers onder vuur: cyberbedreigingen en beveiligingstips
juli 17, 2025
Nederland staat traditioneel bekend om een sterke waardering voor gelijkheid en solidariteit. Toch duiden recente onderzoeken en beleidsdocumenten op een verdere toename van kansenongelijkheid in verschillende domeinen zoals onderwijs, arbeidsmarkt, woningmarkt en zorg. Hoewel er in de jaren tachtig al sprake was van een bewustwording van integratiebeleid en gelijke kansen, lijken de maatregelen tot nu toe weinig effect te hebben. Deze artikkel biedt een overzicht van de huidige situatie, de oorzaken van kansenongelijkheid en de maatregelen die op gang zijn gekomen om deze te bestrijden.
Een breed gelijkheidsideaal ligt ten grondslag aan het Nederlandse onderwijsstelsel. In theorie zou iedereen onderwijs moeten kunnen volgen dat past bij zijn of haar individuele capaciteiten en talenten. Toch duiden feiten en cijfers op een groeiende kloof in kansen binnen het onderwijs. Volgens de data, 45 procent van de bevolking van 18 jaar en ouder gelooft dat iedereen in Nederland gelijke kansen krijgt in het onderwijs. 36 procent zegt het tegenovergestelde.
Hoewel 78 procent van de bevolking tevreden is over de kansen die zij zelf hebben gehad in het onderwijs, geeft 35 procent aan het gevoel te hebben dat zij door minstens één kenmerk van zichzelf of hun omgeving minder kansen hebben gehad. De financiële situatie van de ouders wordt het vaakst genoemd. Ook is er een groeiende groep mensen die eerder zijn gestopt met onderwijs dan dat ze dat wilden — bijna 24 procent. Dit beeld verduidelijkt dat ook binnen het onderwijs domein kansenongelijkheid zich op verschillende manieren openbaart, vaak gerelateerd aan sociale achtergrond.
De arbeidsmarkt in Nederland is juridisch opgezet om gelijke kansen te garanderen. Wetgeving verbiedt discriminatie op basis van kenmerken zoals geslacht, leeftijd, nationaliteit en geloof. Toch duidt het CBS-onderzoek uit 2024 op het feit dat gelijke kansen in de praktijk nog steeds ver weg lijken. Slechts 30 procent van de volwassen bevolking gelooft dat iedereen met dezelfde kennis en vaardigheden gelijke kansen heeft op de arbeidsmarkt. Daarentegen is 47 procent het daar niet mee eens.
Hoewel 75 procent van de bevolking tevreden is over de kansen die zij zelf hebben gehad op de arbeidsmarkt, geeft 55 procent van de sollicitanten aan het gevoel te hebben dat minstens één kenmerk van hen of hun omgeving een negatieve invloed had op hun sollicitatiegesprek. Leeftijd wordt het vaakst genoemd, gevolgd door opleidingsniveau. Deze data onderstrepen dat ook op de arbeidsmarkt kansenongelijkheid blijft bestaan, vaak op basis van kenmerken die buiten de controle van de betrokkene liggen.
Nederland heeft een zorgstelsel dat in theorie op gelijke toegang is gericht. Volgens CBS-gegevens vindt 52 procent van de volwassen bevolking dat iedereen in Nederland een gelijke kans heeft op de zorg die nodig is, terwijl 28 procent dat niet gelooft. Bovendien vindt 61 procent dat mensen die voor zichzelf opkomen betere zorg krijgen dan mensen die dat niet doen. Slechts 13 procent gelooft niet dat mondigheid leidt tot betere zorg.
Ondanks de overwegend positieve waardering voor de zorg, geeft 13 procent aan geen aanvullende zorgverzekering te hebben, omdat die te duur is. Ook is er een aanzienlijk percentage mensen die tandarts- of huisartsbezoeken vermijden of uitstellen vanwege kosten — 23 procent bij de tandarts en 11 procent bij de huisarts. Deze cijfers duiden op een toegangsschijf in de zorg, waarbij kosten en financiële situatie een cruciale rol spelen. Dit onderstreept dat ook in de zorg gelijke kansen nog steeds een uitspraak zijn.
De woningmarkt is een van de belangrijkste ongelijkmakers binnen en tussen wijken in Nederland. De krappe markt leidt tot segregatie en ongelijke leefomstandigheden. Deze ongelijkheid is niet alleen aan te treffen binnen steden, maar ook tussen steden en landelijke regio's. In Arnhem is bijvoorbeeld sprake van een wijkgerichte aanpak om ongelijkheid te bestrijden, waarbij het beleid gericht is op het verkleinen van kansenongelijkheid. Deze aanpak betreft zowel het fysieke domein (woningen, openbare ruimte) als het sociale domein (gezondheid, veiligheid, educatie).
De toename van ongelijke investeringen en het feit dat gelijke verdeling van middelen vaak ongelijkheid in de hand werkt, maakt duidelijk dat een differentiatie in beleid nodig is. In dit kader benadrukken organisaties als VNG en Divosa de noodzaak van slimme investeringen in bestaanszekerheid, kansengelijkheid en gezond samenleven.
Mensen met een migratieachtergrond blijven regelmatig op de rand van de maatschappij staan. Begin jaren tachtig begon de overheid met het voorbereiden van beleid om de integratie te bevorderen, maar na drie decennia is er weinig verandering gebeurd. De Eerste minderhedennota uit 1983 legde al uit dat Nederlanders met een migratieachtergrond gelijke ontplooiingskansen moesten hebben. Echter, de realiteit is dat deze groepen nog steeds een kwetsbare positie innemen op de arbeidsmarkt, weinig financiële buffers hebben en een lager inkomen genieten dan hun autochtone landgenoten.
De data duiden op een duidelijk verschil in kansen. Kinderen van immigranten krijgen vaak een lager schooladvies en topstudenten met een migratieachtergrond hebben het moeilijk om een baan te vinden. Deze ongelijkheid is ook duidelijk zichtbaar in de sociale en economische cijfers. Hoewel mensen met een migratieachtergrond vaak positief oordelen over de gelijkheidssituatie in Nederland, is hun individuele ervaring vaak een ander beeld — een paradox die duidelijk maakt dat het idee van gelijke kansen in de praktijk nog ver weg is.
Hoewel kansenongelijkheid een groeiend probleem is, blijft Nederland een land met een sterk solidariteitsgevoel. Twee op drie Nederlanders vinden het logisch dat miljonairs extra belasting betalen, zodat lage- en middeninkomens minder lasten moeten dragen. Voor deze mensen is het een natuurlijk principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Dit gevoel van solidariteit is diep ingebouwd in de Nederlandse maatschappij en vormt een basis voor een aanpak van kansenongelijkheid.
De uitdaging ligt echter in het omzetten van dit gevoel in praktische beleidsmaatregelen. Er is een behoefte aan wijkgerichte beleidspakketten en langdurige investeringen in sociale en fysieke infrastructuur. Bovendien is het van belang om financiële toegang tot onderwijs, arbeidsmarkt en zorg te vergroten, zodat iedereen gelijke kansen heeft om zich te ontplooien in de maatschappij.
Nederland is traditiegetrouw een land dat gelijkheid en solidariteit hoog in het vaandel houdt. Toch duiden recente cijfers en studies op een toename van kansenongelijkheid in verschillende domeinen. In het onderwijs, op de arbeidsmarkt, in de zorg en op de woningmarkt blijven mensen met een zwakkere sociale achtergrond of migratieachtergrond minder kansen krijgen dan hun landgenoten. De kloof tussen arm en rijk is groter dan ooit en segregatie in steden en wijken is opnieuw aan de toename.
Hoewel het ideale beeld van gelijke kansen sterk ingebakken is in de maatschappij, is het omzetten ervan in de praktijk nog steeds een uitdaging. Het is essentieel dat beleid niet langer genereel blijft, maar gericht wordt op de meest kwetsbare groepen. In dit kader is wijkgerichte beleidspakketten en langdurige investeringen essentieel om kansenongelijkheid effectief aan te pakken.